Van Vrij Onderwijs naar Vrije Universiteit …
Van Tienen/Tirlemont naar Schaerbeek/Schaarbeek
Van de “suikerstad” naar de “ezels”
Met het woord “Vrij” heeft men het duidelijk niet altijd over hetzelfde …
Toen mijn ouders van Tienen naar Schaarbeek verhuisden was ik amper 3 jaar geworden.
Mijn moeder wou me inschrijven in een kleuterklas, zodat zij kon gaan kuisen bij de dokter rechtover, of de beenhouwer (Boucherie Achille) naast het huis op de Chazallaan 97, waar wij op het appartement van de eerste verdieping woonden. Mijn vader was beroepsmilitair, “gekazerneerd” op het Daillyplein, dat hogerop lag, daar waar de Chazallaan “eindigde” (of begon?).
Dat moet voor mijn moeder niet zo eenvoudig geweest zijn, want ik moest bij de nonnekes van het Institut de l’Annonciation in de Jos Impensstraat. Het was een Franstalige “crèche”. Was er dan geen Nederlandstalige kleuterschool in de buurt? Of was mijn moeder zo vooruitziend dat ze mij in een “école d’immersion” (avant la lettre) inschreef, in 1950, dus vele jaren vooraleer er een of andere wijze minister van onderwijs dat als systeem had uitgevonden. Dat “taalbad” heeft me in ieder geval geen windeieren gelegd. Het was integendeel, een serieuze “investissement pour l’avenir”.
Ik was amper 5 toen mijn moeder me ging inschrijven in de lagere school van Sint-Jan-Baptist-de-la-Salle, bij de Broeders van Liefde. Broeder Jozef, de “overste” van de school, wou mij aanvankelijk weigeren in te schrijven als leerling in zijn school, “omdat ik te jong was” voor het eerste studiejaar:
de meeste leerlingen waren immers ten volle 6 jaar in september; ik zou dat pas het jaar nadien in januari worden.
Maar hij kende (moeder) Louiza Cabergs niet … Nadat mijn mama een beetje had aangedrongen, kwam er als vanzelfsprekend een compromis uit de bus: ik mocht mijn eerste schooljaar aanvatten, maar als ik het een beetje te moeilijk zou hebben zou ik sowieso moeten overzitten.
Een foto van het 2de studiejaar heb ik (nog) niet terug gevonden …
Het valt mij op dat ik geen enkele naam kan noemen van een of andere schoolmeester. Al herinner ik mij dat die van het zesde studiejaar wel een heel sympathieke was. Maar ja, dat was geen Broeder van Liefde …
De Broeders van Liefde leefden samen met de Frères de la Charité van de Ecole Saint-Jean-Batiste-de-la-Salle in een groot gebouw dat uit drie delen bestond. De ingang van de Franstalige lagere school bevond zich aan de rue Léon Mahillon en de Nederlandstalige in de Radiumstraat … In het centrale gedeelte woonden de paters. De onderwijs subsidies werden, zoals nu nog steeds /;-), eerlijk verdeeld over de twee scholen … al kwam de totaalsom uit op 4 x ⅓, namelijk ⅔ voor de FR-talige + ⅔ voor de NL-talige afdeling, zodat het centrale gedeelte van het gebouw, ook ⅓, een dubbele toelage mocht ontvangen, al waren er daar geen klassen, maar wel de appartementen van de paters.
Je zal die school niet meer terugvinden op de kaart van Schaarbeek: nu heet ze Ecole Notre Dame de la Paix & Collège Roi Baudoin en er is ze enkel nog een Franstalige school: on est à Schaerbeek, n’est-ce pas.
Maar dan … ging ik naar het Koninklijk Atheneum van Etterbeek …
“Vaarwel Nonnen en Paters” van het Vrij Onderwijs … het Vrij(e)denken lonkt !!!
Het zal je wel opgevallen zijn: hier zaten niet alleen jongens, maar ook meisjes op de schoolbanken … en – naar het schijnt was dat toen al uniek voor het KAE – zaten jongens en meisjes ook niet in aparte rijen.
Eigenaardig genoeg zitten de meisjes hier allemaal achter elkaar rechts. Misschien was dat de wens van de klastitularis, want dat de meisjes apart zaten, dat was niet de regel in het KAE …
Ik heb geen idee of de fotograaf vrijwillig links vooraan een hoek afgesneden had en of er daar niemand zat: dat zou wel eigenaardig geweest zijn. Ik herinner me wel dat ik smoorverliefd was op dat mooie meisje met haar hand onder haar kin. Zie je ook die tweeling, die achter elkaar zitten? Dat zijn Toon en Hein Van den Brempt, met dewelke Kristien Hemmerechts het boek “HET VERDRIET VAN VLAANDEREN” schreef, met als ondertitel: “Op pad met Hein en Toon, tweeling van de collaboratie” (19/02/2019 uitgegeverij De Geus). Tony en Hein kwamen ook aan bod in de VRT Canvas-reeks “Kinderen van de Collaboratie”.
Latijn was niet mijn lievelingsvak. Al heb ik later gekozen om Germaanse Filologie te gaan studeren, verliep het in het atheneum toch beter voor wiskunde. Op het schriftelijk examen werd ik betrapt met spiekbriefjes: een klasgenoot had me verraden (per ongeluk? omdat hij naar mij had gewezen om degene die naast hem zat te tonen “dat ik weer bezig was”)
Voor het schooljaar 1961-1962 stapte ik dan maar over van de Latijnse naar de Moderne
“De Smets”, onze leraar wiskunde, staat ook achteraan op de foto, naast mij. Voor het schriftelijk examen op het einde van dat schooljaar, moest ik vooraan, aan zijn ‘pupiter’ gaan zitten: “Zo zult ge zeker niet kunnen afschrijven”, zei hij. Waarop ik antwoordde: “Voor wiskunde heb ik dat niet nodig”.
De Moderne … dat was “een wereld van verschil” met de Latijnse: zelfs de turnles was helemaal anders. De sfeer tussen de klasgenoten was warmer, sportiever, vinniger. Er gebeurde altijd wel “iets” waarmee onze onderlinge solidariteit op de proef werd gesteld. Het was een klas vol vechtersbazen: maar wel alleen wanneer ze uitgedaagd werden. Sportief waren we allemaal! “Den Tonke”, net voor mij aan het venster, was bokser. Naast hem: Marnix, internationaal handbalspeler. De “Faa”, “Grauwels”, “Schotte”, … Ikzelf deed toen aan gewichtheffen en romeins worstelen. Geen doetjes dus, in de Moderne.
By the way … zowel in de 3des als in de 2des was ik de eerste van de klas. Toch heb ik mijn “poësis” (alhoewel deze “titel” alleen gebruikt mag worden voor de Latijnse) moeten overdoen: ik was heel “stout” geweest; had een bommetje laten ontploffen in het bureau van de prefect terwijl ik helemaal aan de andere kant van de speelplaats was … maar ik werd weer verraden door één van die leerlingen van de Latijnse. Wat er eigenlijk juist allemaal gebeurde is een verhaal op zich: te lang om hier te vertellen. Ik dubbelde dus mijn schooljaar en was het jaar nadien opnieuw “de eerste van de klas”.
De grote schoolmeester achteraan was onze klastitularis, leraar Frans, Emile Kesteman: een schat van een mens. Hij zorgde er zelfs voor dat ik in het jaar 1965 gedichten in het Frans heb kunnen publiceren in het tijdschrift “LES ANALECTES DES PERMANENCES POETIQUES” (Collections PePo). Onze leraar tekenen, Tom Payot, illustreerde er de gedichten. Emile Kesteman zou later ook nog een poëzieclub organiseren in Het Goudblommeke in Papier – La Fleur en Papier Doré.
Rechtsachter mij, met bril en grote glimlach, zit Julien Vrebos.
Dat “de Moderne” veel sportiever waren dan “de Latijnse”, bleek ook uit het feit dat we ook wel eens een voetbalwedstrijd gingen spelen. Hieronder zie je het onoverwinnelijke KAE-elftal van toen, met, staande van links naar rechts: Robert Steuts, Eddy Reynaert, Raymond De Schrijver, Rudi Segebarth, Christian Van Diest, Marc Delapara en gehurkt: Gilbert Noyen, Georges Timmermans, Johan Vermeyen, Henri Vandenberghe (jawel /;-) en Jan Van Riemsdyck.
In juni 1965 behaalde ik dus, aan het Koninklijk Atheneum Etterbeek, mijn Diploma Hoger Secondair plus ook nog het Getuigschrift Hoger Secundair. Waarom dat twee moesten zijn voor de prijs van één? Dat weet ik niet meer: heb ik het ooit geweten, begrepen?
Om hogere studies te kunnen/mogen volgen moest je in die tijd nog een “Bekwaamheidsdiploma tot Hoger Onderwijs” behalen. Toch als je geen diploma had van “Klassieke Humaniora” (de Latijnse dus). Dat behalve ik dan in september 1966.
Rijksnormaalschool Sint-Pieters-Woluwe
Ik wou eigenlijk universitaire studies aanvatten. Maar, aangezien mijn ouders ervan overtuigd waren dat ik daartoe “te lui en te dom” was, werden het eerst twee jaar “Regentaat”, zoals dat in de volksmond werd genoemd. Zo behaalde ik dus eerst, in juni 1967, een diploma voor “Geaggregeerde Lager Secundair Onderwijs”, in Sint-Pieters-Woluwe aan de Rijksnormaalschool (die nu niet meer bestaat) om nadien toch de stap naar de VUB te kunnen/mogen maken.
Net als aan het Koninklijk Atheneum Etterbeek hadden we ook hier, in de Rijksnormaalschool, te maken met een aantal straffe leraars die ik nooit zal vergeten: Roland Laridon voor Nederlands, Frans Dewreede voor Engels, Lydia Spiessens voor Duits, Guy Maes voor pedagogie en didactiek.
Ik vond ook nog een foto van de klasgenoten op de speelplaats
Daar zitten 9 schelmen te lachen naar een fotograaf. De namen van die gasten kan ik slechts onvolledig opsommen, ofwel de voornaam, ofwel de familienaam, soms beide:
??? Couck, ??? Jacobs, ??? Junius, John…???…, ??? Van Cauwenbergh, ??? Van Isterdael, Norbert Schottey en Raf Peeters (die allebei ook van het KAE kwamen, net als ik) Henri Vandenberghe.
Op een fancy-fair van de RNS-SPW brachten wij, Raf, Norbert en ikzelf een optreden met Negro-Spirituals (oesje, misschien mag je dat woord tegenwoordig niet meer gebruiken …) onder de naam Woluwe Singers
en dat was zo’n succes … dat we nog gevraagd werden voor een aantal optredens …
Na die twee jaar aan de Rijksnormaalschool vroeg ik mijn ouder “of ik nog bij hen mocht blijven wonen, zonder huur noch kost en inwoon te moeten betalen”. Ik beloofde van zelf te gaan werken terwijl ik aan de VUB studeerde … om zo ook zelf mijn studies, mijn boeken en mijn andere uitgaven te bekostigen.
En toen was ik eindelijk waar ik moest zijn …
aan de Vrije Universiteit Brussel …
waar Vrij Onderzoek geen loos begrip is.