poetRIE
0 Comments

2023 1101 – – – Speciaal voor Johan en zijn “coupletten” – Speciaal vandaag

Speciaal voor Johan
en zijn “coupletten”

Speciaal vandaag

2023 11 01

weer waait onze dichter
coupletten stichter
doodleuk binnen

door weer en wind
altijd even gezwind
de heer verzint eer hij begint
we wisten het wel
dat hij vandaag zou komen
met nieuwe verzen en dromen
onze woonkamer zit nu vol zinnen
die ons helpen bezinnen
waar kunnen we beginnen
op deze dag van stil rouwen
kunnen we dichters wel vertrouwen
ook zij denken aan vergane vriendschappen
alleen de dood kon die heel even schrappen
maar ze blijven in onze harten branden
die vrienden van nabije en verre landen

voor Johan Wambacq

en nogmaals
dank voor je werk
om freddi

0
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser, tu m’vires”

Les Tribulations de Monsieur Albert de la Montagne

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser,
tu m’vires”

Op een dag, ik zat in mijn bureau op het Willemsplein te Laken, op het tussenverdiep en ik was in gesprek met iemand aan de telefoon, toen ik plots opgeschrikt werd door gebulder en getier in de traphal.  Onze collega, Lucette, schreeuwde uit volle borst, zodat iedereen het goed kon horen: “Maint’nant qu’tu peux plus m’baiser, tu m’vires”.  Ik verontschuldigde mij vlug bij de persoon aan de andere kant van de lijn met een smoesje “dat er een ongeluk gebeurd was in de gang en dat de persoon die van de trappen gedonderd was beneden lag te gillen en dat ik wel zou terugbellen, maar dat ik eerst ging zien of ik niet kon helpen”.

Ik heb altijd met mijn deuren open gewerkt en in dit geval was dat even schrikken.  Ik zag de van razernij brullende Lucette de trap af strompelen met een kruk – ze was wel degelijk van de trap gevallen (of gegooid ?), maar niet vandaag – en tieren en roepen als een viswijf.  Achter haar slofte onze beduusde baas met haar mee tot ze de deur uit was en hij even op adem kon komen.  Hij kwam met het gezicht van een pas gestraft klein kind terug naar boven en keek even mijn richting uit met de blik van een geslagen hond.  Ik vertelde hem dat ik iemand aan de telefoon had, maar dat ik het gesprek vlug had afgerond en de telefoon neergelegd.  Daarna vroeg ik hem: “Est-ce qu’on pourrait une fois se parler ‘entre hommes’, pas comme patron et sousfiffre ?”  “Demain matin, je viens dans ton bureau”, klonk het verveeld.  Weg was hij, bijna letterlijk met zijn staart tussen zijn benen.

’s Anderendaags kwam hij nogal vroeg in de morgen mijn bureau binnen gestapt.  Hij leek iets minder beduusd, maar toch nogal onzeker.  Achteraf bekeken geloof ik dat hij een beetje ongerust was over het verloop van ons gesprek.  Misschien terecht, want ik was wel goed voorbereid.  Dit kon ik niet laten voorbijgaan.
Ik ging van wal: “Je sais que tu vas toujours te plaindre à mon sujet chez le directeur du Service du Personnel et que tu lui dis que je me mêle de ta vie privée, mais si tu venais un peu moins la foutre sous mon nez constamment … ”
“Comment ?”, was het enige wat hij kon uitbrengen.
“Quand je commençais à la Ville, je ne m’imaginais pas que j’allais devoir remonter le moral de ‘Mieke Pistolei’ qui venait pleurer dans mon bureau parce que tu l’avais insultée devant tout le monde”. “C’est qui ça, ‘Mieke Pistolei’ ?”  “C’est comme ça qu’Annie et moi on appelait Madame Beulens, van ‘De Bekkeraa van Stroembeik’, ça te dis rien ?”  “Elle s’est occupée de l‘éducation de tes fils pendant que toi tu passais ton temps dans les bistrots où je devais venir te chercher lorsque quelqu’un te demandait pour le travail et puis tu l’engueules comme du pus devant tout le monde et alors elle venait pleurer chez nous, dans notre bureau.  Moi je n’avais pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée …  J’étais à peine une semaine ou deux à la Ville.”
“Et puis, quelques années plus tard on embauche une dactylo au Service de la Jeunesse … et voilà qu’elle devient ta copine … d’accord, vous étiez tous les deux libres et je ne dois pas me mêler de ça … mais quand tout à coup elle prend des allures de ‘Directrice’, là, c’est pas moi qui m’occupes de ta vie privée, c’est elle qui s’occupe de moi”.
Er kwam geen gebenedijd woord meer uit.  En dan kwam ik met de genadeslag:
“Entre temps tu vas chercher une pute dans un bordel, tu en fais une animatrice et tu la baises quand tu veux … et puis elle vient nous raconter les saloperies que tu fais avec elle … encore une fois, je n’ai pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée … tu sais pas aller jouer ailleurs avec ta queue ?”
Ik dacht dat hij ging opstaan en weglopen met slaande deuren, maar in de plaats daarvan trachtte hij dit laatste nog goed te praten : “J’ai fais ça pour la sauver”.
Ik moest me inhouden van lachen en zei “à mon avis, ça c’est une faute de frappe …
pour la sauter tu veux dire ?”

2
You, YourSelf & RIE
0 Comments

“Freddi Smekens in de Bloemekes”

Op zondag 22 oktober 2023
om 15 u 00

“Freddi Smekens in de Bloemekes”

in Het Goudblommeke in Papier
Cellebroersstraat 55 rue des Alexiens
1000 BRUSSELS

wordt het boek “MIJN NAAM IS CELSIUS” voorgesteld.

 

Het is een bloemlezing uit de gedichten en columns van de Brusselse dichter en journalist
Freddy Smekens, uitgegeven bij Fluxenberg
en te danken aan de niet te onderschatten ijver van Johan Wambacq.

Frank De Crits, Jan Struelens, Toon Van Scharen en ikzelf hebben elk een stukje geschreven voor de bloemlezing van Freddi’s biografie. Tussendoor zullen we enkele van onze favoriete gedichten van Freddi voorlezen en korte anecdotes vertellen. De Brusselse folk muzikant Mars Moriau zal daar letterlijk wat vrolijke noten tussen droppen.

Een organisatie van de vzw Geert van Bruaene,
       i.s.m. het Masereelfonds Marollen. 

Vrije bijdrage.
Graag reserveren met een mailtje 
aan
geertvanbruaene@goudblommekeinpapier.be.

“Mijn naam is Celsius”

Freddi Smekens (1949) publiceerde slechts twee bundels: Merkwaardig verdriet (1977) en (entropie) (1988). Hij hield er een stevige reputatie aan over. Voor Brussel Deze Week/Bruzz schreef hij, naast artikelen en interviews, ook talloze columns, over Brussel en het Brussels dialect en nog zo een en ander.

Deze bloemlezing verzamelt alle gedichten uit de bundels, aangevuld met gedichten die in tijdschriften opdoken en gedichten die uit privé-collecties werden geplukt. Daarnaast bevat zij een snedige selectie van de columns.

De bloemlezing wordt ingeleid door Smekens’ literaire kompanen Frank De Crits, Jan Struelens, Toon Van Scharen en Henri Vandenberghe en door Brusselse metgezellen Josse De Pauw, Dirk De Prins, Marc Didden, Frank Schlömer en Johan Verminnen.

Bloemlezing gedichten en columns
304 p.
ISBN 9789464519174; NUR 306

Wil je dit boek kopen?
Fijn!
Stuur dan maar gauw een mailtje
naar flux@fluxenberg.be
met de titel van het boek
het aantal gewenste exemplaren
je voornaam, naam en volledig adres
Voor die € 24,90, verzendkosten niet inbegrepen
zou ik deze kans toch niet laten voorbijgaan.

Freddi Smekens

Portret van Freddi Smekens

Quote

  • De gedichten van Smekens zijn scherp geslepen messen die diep in het vlees van het bewustzijn kerven om er een onuitwisbaar merkteken na te laten.

    Herwig Leus, Poëziekrant 13/2, maart-april 1989

Goede Vrienden,
ik hoop jullie talrijk te mogen begroeten
in Het Goudblommeke In Papier

en hopelijk hebben ze dan dat douchegordijn voor de stripmuur
“Stam & Pilou” van De Marck & De Wulf opzij geschoven
zodat we het nog eens mogen zien
want schrijvers, tekenaars en andere kunstenaars houden niet zo van censuur

GEEN CENSUUR !!!

55
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 1

Zonder Vandergoten

Je houdt het niet voor mogelijk …
maar het aantal keer dat ik van bureau ben verhuisd toen ik aan de Stad Brussel werkte overtreft de meest wilde schattingen. Dat was alleszins ook niet bevorderlijk om een efficiënte dienst aan de bevolking te bieden. Maar ja, je moet je dan ook afvragen: “Is dat ooit een bezorgdheid geweest van het Brussels bestuur in het bijzonder en van onze Belgische en Vlaamse overheden in het algemeen ?”

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel

Mijn eerste stappen aan de Ville de Bruxelles zette ik in een klein maar fijn lokaaltje op het nummer 11 van de St.-Katelijnestraat, la Rue Sainte-Catherine. Ik deelde daar toen een sfeervol bureautje, met houten lambrisering, en visgraten parket, met één vrouwelijke collega.

Ons bureau bevond zich op de eerste verdieping, rechtover de plaatselijke afdeling van de arbeidsbemiddeling. Dagelijks stonden honderden mannen en tientallen vrouwen daar file te doen om hun “dopperskaart” te laten afstempelen: dat was toen nog verplicht voor werkzoekers. Ze werden er in de gaten gehouden door een politieman in uniform en soms stond er ook een agent in burger, met stempelkaart en al, gewoon mee in de rij, omdat die daar “iets” op het spoor was. Ik herinner me dat er eens een undercoveragent in de file stond, die ik kende van op BROSELLA. Toen waren er nog jaarlijks twee agenten in burger van dienst op het festival: één van “la brigade anti-stup” en één van “la brigade anti- pickpocket”. Dat heeft wel af en toe positieve resultaten gegeven, maar daarover zal ik het later misschien nog wel eens hebben. Na het fameuze Octopusakkoord (7 december 1998) was die samenwerking afgelopen. Met de “gefusioneerde” politie was er geen contact meer, niet met de jeugddienst en niet met de dienst cultuur. De agent in burger in de doppers file maakte me in niet mis te verstane lichaamstaal duidelijk dat ik “hem niet kende”. Ik begroette hem dus niet, die dag …
Later vertelde hij me dat hij in die file een bende autodieven had kunnen klissen.

Er waren ook wel eens van die luidruchtige ambetante kadeekes die aan hun nieuwsgierigheid niet konden weerstaan en onze deur openduwden om eens te kijken of er daar niet iets interessanters te beleven viel dan in die rij aan te schuiven. Geen moeder die eraan dacht om hen te berispen. Nu ja, op ontdekking gaan in de grote wereld, we hebben het allemaal wel gedaan, veronderstel ik. Over het algemeen was het niet eens echt storend: als het kind zag dat er daar iemand zat, ging het vlug lopen.

De Jeugddienst van de Stad Brussel bestond toen uit drie ambtenaren: 3 !!!.
Onze “baas”, de Conseiller à la Jeunesse, had zijn bureau een verdieping hoger, net boven ons: iets groter dan het onze, met mooie eiken meubels, een glazen asbak met bijhorend sigarenkistje en … een ijskast.
Hij was er omzeggens alleen ’s morgens, maar ook dat was geen zekerheid. In de namiddag was er veel kans dat je hem kon vinden in een van de herbergen in de buurt, waar hij samen met een paar collega’s van andere diensten van de Ville de Bruxelles “in vergadering” was. Ik ben hem dikwijls genoeg moeten gaan zoeken, wat niet altijd eenvoudig was, want ze veranderden regelmatig eens van tent, na de een of andere ruzie met de herbergier omwille van onbetaalde “poef”.

Helemaal aan de andere kant van het gebouw was er ook nog een magazijn waar de Jeugddienst “pedagogisch materiaal” stockeerde voor de speelpleinwerking. Het bevond zich naast een in onbruik geraakte, prachtige zaal, vlak achter de oude Sint-Katelijne kerktoren.
Die zaal had nog gediend als refter voor het personeel van de vroegere stedelijke waterdienst. Na de speelpleinen was het er een rommel van jewelste, want de hoofdmonitoren waren allemaal zo bekaf aan het eind van een hele maand met kinderen spelen, dat het er niet meer bij kon om het materiaal in goede orde terug op zijn plaats leggen.

Mijn eerste verhuis

Mijn eerste verhuis was van zeer korte duur. We kregen een bureautje op de achtste verdieping in het onlangs verlaten Administratief Centrum aan de Anspachlaan. Daar zaten alle collega’s van de toen pas opgerichte Dienst Openbaar Onderwijs, Schone Kunsten èn Jeugd. De Adviseur voor de Jeugd bleef in zijn vertrouwde biotoop: de buurt van de Vismarkt, de Oude Graanmarkt en de Vlaamse Steenweg. Daar waren de cafeetjes waar hij graag vertoefde.

Al het personeel van de Stad Brussel werkt nu in het nieuwe “Brucity” gebouw : het nieuwe Administratief Centrum  opende zijn deuren op maandag 12 december 2022. Zelfs de kabinetten van de schepenen verhuisden naar daar en verlieten het stadhuis op de schoonste Grote Markt van België.
Inwoners van Brussel kunnen nu voor administratieve zaken terecht in de Hallenstraat 4 – 1000 Brussel.

Mijn tweede verhuis

Er was toen een strijd “om leven en dood” aan de gang tussen de Directeur van de sectie Schone Kunsten en Jeugd en de Adviseur voor de Jeugd, die hoopte dat zijn “deel van de sectie” een afzonderlijke dienst zou worden, zodat hij er de functie van directeur kon krijgen. De Adviseur was blijkbaar weer aan de winnende hand. Daarom moest ik terug naar de Sint-Katelijnestraat 11.

Ik werd in dat “spelletje” heen en weer geslingerd tussen de “Administratie” en de “Animatie”.
Mijn toen nog enige collega was van de dienst Sociale Zaken en Sport overgeheveld naar Schone Kunsten en Jeugd: zij kreeg een vaste stek – voorlopig toch – in de Anspachlaan.
Van mij werd verwacht dat ik zou meewerken aan het ontstaan van die afzonderlijke Jeugddienst. Alleen werd mij daar niets van verteld, want mijnheer de Adviseur voor de Jeugd was bang dat ik bij de eerste de beste gelegenheid “zijn plaats” zou willen innemen. Wist ik veel. Ik stond daar niet bij stil, was te naïef om daar allemaal aan te denken, was vooral bezig met wat ik zoal allemaal kon doen om de jongeren een interessante vrijetijdsbesteding aan te bieden. Ik had tenslotte voor deze job gekozen omdat ik dacht dat ik daar iets kon doen om de jeugd te helpen in deze steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Terwijl hij er zich blijkbaar ongerust over maakte dat ik feitelijk over heel wat meer troeven beschikte om zijn plaats in de hiërarchie van een eventuele autonome Jeugddienst op te eisen. Hij had een diploma van onderwijzer, specialisatie lichamelijke oefening. Hij was eigenlijk aangesteld in een school, maar werd daar weggehaald omwille van “grensoverschrijdend gedrag”, zoals men dat nu zou noemen. Er waren namelijk klachten van ouders over handtastelijkheden in de kleedkamers van de turnzaal. Als “beloning” gaf men hem de opdracht om die Jeugddienst op te richten waar men van in 1965 op Europees niveau al over sprak, maar waar in 1975 nog steeds niets van gekomen was.

Mijn derde verhuis

De volgende verhuis ging richting Keizerinnelaan: op de vierde verdieping van het gebouw van de Bank van Breda, schuin tegenover de kathedraal van Sint Michiels en Sint Goedele, werd de afdeling Inspectie van de Service de l’Enseignement, samen met Schone Kunsten en Jeugd samengebracht.
De inspecteurs van het lager onderwijs van de Stad Brussel hadden hun bureaus links als je uit de lift stapte. Het administratief personeel van de Service des Beaux Arts et de la Jeunesse hadden hun bureaus aan de kant van de gang.
Blijkbaar had de Directeur van die administratie het pleit weer gewonnen bij de Directeur-Generaal en kon de Adviseur het niet Verhelpen (opgepast voor de woord-speling) dat ik, toen nog de enige animator van de Jeugddienst, een bureau moest krijgen bij de administratie. Door die interne strijd tussen Administratie en Animatie van de Jeugddienst moest ik echter al spoedig weer naar de St.-Katelijnestraat 11, want de ‘Jeugdanimatie’ moest zogezegd gescheiden worden van de Administratie van de Dienst. Dat was toch het argument dat werd gebruikt om dit te bewerkstelligen. Ondertussen weten we wel beter.

Mijn vierde verhuis

Terug naar de Sint-Katelijnestraat …

Ik weet nog dat ik een tekst op mijn deur had geplakt:
“Retour rue Ste. Catherine. Si ton chemin passe par le ‘start’, tu touches 4.000 francs”.
“T’as un humour qui plaît pas à tout le monde” was de reactie van mijn baas van de Jeugdanimatie. Hij had blijkbaar nog niet door dat ik hun “spelletje” wel door had.

Daarna bleef het een tijdje rustig op verhuisgebied …

Ik zat daar maanden helemaal alleen in mijn bureautje in de Sint-Katelijnestraat … als ik niet in buitendienst was, “service extérieur”. De conciërge kwam heel af en toe eens met een stofvod langs en met een dweil rond mijn bureau laveerde ze ook tussendoor wel eens: “een natte vod is niet gezond voor parket” zei ze, als ik haar daarover aansprak …

Op een dag kwam de Adviseur in spe me iemand voorstellen die blijkbaar mijn nieuwe en voorlopig enige collega van de Jeugdanimatie zou worden. “Voici ton nouveau collègue, Alain Bruelemans, Animateur Audio-Visuel”. Dat was dus de functie van mijn nieuwe collega, want al had hij een diploma van onderwijzer, hij had voordien vooral in de privé voor de chansonnier Philippe Lafontaine gewerkt en ook voor Lou Deprijck (van de Hollywood Bananas). We schoten onmiddellijk zeer goed met elkaar op. Hij had blijkbaar ook “un humour qui ne plait pas à tout le monde”, zoals mijn baas al eens tegen me zei.

We kregen een automatisch antwoordapparaat ter beschikking, waar we een boodschap op ingesproken hadden voor als we “op buitendienst” gingen :
“Nous ne sommes pas absents … nous sommes présents ailleurs”

Alain Bruelemans et moi
sont devenu deZamis pour toujours … Vrienden Voor Het Leven.

vijfde verhuis … zesde verhuis … zevende verhuis …

wordt vervolgd

4
POLLEN & SOKKEN
0 Comments

Neem het openbaar vervoer – Lire ou conduire

Neem het openbaar vervoer

Dat wordt ons niet alleen aanbevolen …

In alle Belgische steden die naam waardig, wordt er ijverig werk gemaakt van “Wagens Buiten”.
Puur Pesterij is het !  
“Good Moves” noemen ze de nieuwe mobiliteitsplannen waarbij je totaal absurde en nutteloze omwegen moet maken om te geraken op een plaats die je voordien gewoon rechtdoor kon bereiken.
Daardoor wordt ook een soort haat jegens autobestuurders gecreëerd en aangewakkerd.
Agressiviteit woekert wild om ons heen. De slogan van Steve Stevaert, “ritsen is hoffelijk”, is v verleden tijd. Dat de voetganger voorrang heeft als hij/zij/het op het zebrapad oversteekt, “na oogcontact”, is een arrogante “Ik steek hier over! Durf niet door te rijden” houding geworden: het vriendelijke dank u wel wuiven is verdwenen …
En dan is er het

Smartphone gebruik achter het stuur

Maar hebben zij die “Neem het openbaar vervoer” zeggen, of die deze wet hebben gemaakt, de laatste tijd zelf ook eens een bus, een tram of een metro genomen ?

Langs de Waalse wegen merkten we onlangs reclameborden op voor Le TEC waarop stond

Lire ou conduire
il faut choisir

eigenlijk is het al gevaarlijk om alles te lezen wat er op dergelijke reclameborden van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) “voor onze veiligheid” onderweg aanbevolen wordt …
Overal.
Ook langs Vlaamse wegen !

Wat zegt de Wet ?

Sinds 3 maart 2022 is het voor bestuurders verboden om tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met een scherm te gebruiken, vast te houden of te manipuleren, tenzij het apparaat in een daarvoor bestemde houder is bevestigd (artikel 8.4 Wegcode).
De wet zegt eigenlijk dat een bestuurder geen gebruik mag maken van een draagbare telefoon die hij in de hand houdt tenzij het voertuig stilstaat of is geparkeerd.
Als je met de fiets rijdt, ben je ook een bestuurder en is het dus ook verboden om te telefoneren, sms’en of Facebook te checken.

Smartphone gebruik achter het stuur?

Dat is dan een boete !

als men erop betrapt wordt, maar dat gebeurt zelden …
net als de straat oversteken wanneer het licht op rood staat …
of met de fiets op het voetpad rijden …

Volgens het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) zorgt het gebruik van een mobiele telefoon achter het stuur jaarlijks voor minstens 30 doden en 2.500 gewonden. Er worden zo zelfs meer ongevallen veroorzaakt door gsm’s en smartphones dan door alcohol en drugs. Ondanks alle waarschuwingen, blijven te veel automobilisten hun gsm gebruiken in de wagen. Wat zijn de mogelijke boetes of straffen?
Maar ik zou het ook graag eens willen hebben over al die passagiers, gebruikers van het openbaar vervoer, die het absoluut nodig vinden om daar hun verre familieleden, of nabije collega’s op te bellen om hen nog luid en klaar een boodschap over te brengen die ècht niet kon wachten tot ze aangekomen waren …
Sommigen doen dat dan zo luid dat je je afvraagt of die boodschap ook niet zonder gsm zo aangekomen zijn …

Probeer dan maar eens te lezen op de tram 

als er voor jou iemand zit die van de ene terminus naar de ander eindhalte met kletterende klinkers zit te roepen naar iemand aan de andere kant van de lijn (en/of van de wereld)
en met een beetje geluk komt er dan ook nog iemand achter jo zitten die met luid schurende gutturalen iets wil diets maken aan iemand die aan de andere kant van de stad woont

Lire ou conduire
il faut choisir
inderdaad

0
poetRIE
0 Comments

2023 0920 Klokslag Kwart Voor Negen


Klokslag Kwart Voor Negen

2023 0920

klopt de klepel
honderdmaal

de klok roept
elke ochtend weer
de paters op
om hun god te eren
opnieuw en opnieuw

en zo weten wij
brave grimburgers
hoe laat het is :
tijd voor de mis

godvergeten paters
door hun god vergeten
bidden
opdat men zou vergeven
wat in de naam van god
werd aangedaan
jaar na jaar
opnieuw en opnieuw

kapot gerelativeerde misdaden
in diepe doofpotten verborgen
met zware deksels toegedekt

maar toch
komt de waarheid naar buiten
altijd
opnieuw en opnieuw

hun god bestaat niet

 

3
You, YourSelf & RIE
0 Comments

De Liefde voor Grimbergen & Genieten van het Leven

De Liefde voor Grimbergen
&
Genieten van het Leven

De Sint-Servaasbasiliek

wordt beschouwd als een van de mooiste en meest harmonieuze barokkerken van België en al zeker van Brabant De kerk maakt deel uit van de Norbertijnerabdij van Grimbergen. In 1999, op het katholieke feest van Maria Onbevlekte Ontvangenis, werd de abdijkerk “gepromoveerd” tot basiliek. In 1660 werd de bouw aangevat volgens de plannen van de Norbertijn Gilberts van Zinnik (1627 – 1665). Het gebouw werd opgetrokken in een triomfantelijke en feestelijke barokstijl. In 1700 waren de werken dermate gevorderd dat de kerk kon worden ingewijd.
De kerk bestaat uit een lang priesterkoor met toren, een transept met halfrond gesloten armen en een slechts twee tellend schip. In 1725 was het geld voor verdere constructie opgebruikt en heeft men een stopgevel geplaatst. De kerk had normaal nog twee traveeën langer moeten worden. Daar waar de kruising temidden van vier traveeën had moeten komen werd de kerk bekroond door een koepeltoren.

Norbertijnen en Hun Liefde voor Muziek :

Het Orgel

Al in 1540 is er sprake van een orgel dat door abt Frans du Blioul in de abdijkerk werd geplaatst, lang voor de bouw van de huidige abdijkerk. Dat orgel heeft de Beeldenstorm echter niet overleefd.
Het huidige orgel achter in de kerk is een instrument uit 1591. Maar men was niet tevreden over de klank van dat orgel … Op 24 september 2004 werd het vernieuwde Forceville-orgel na een jarenlange restauratie terug in dienst genomen door organist Kamiel D’Hooghe (17/11/1929-23/12/2021). In 1967 werd hij de eerste directeur van het Koninklijk Conservatorium Brussel. In 1972 stond hij mee aan de wieg van het Kunsthumaniora Brussel.

Het Gregoriaans Abdijkoor 

werd opgericht in 1968. In het koor zingen naast paters ook leken mee. Het koor werd door leken gesticht in een voor de abdij moeilijke periode, waarin zich weinig nieuwe kandidaten voor de orde meldden. Alhoewel na het tweede Vaticaans Concilie naast het Latijn ook de mogelijkheid werd geboden om de mis in de volkstaal te vieren, bleef men in de abdij van Grimbergen trouw aan de eeuwenoude Gregoriaanse liturgie. De Norbertijnse muziek kreeg over de eeuwen een heel eigen, melodieuze klank. Gedurende jaren werd het koor gedirigeerd door Norbertijn Gereon van Boesschoten (10/01/1937 in Drongen, NL- 05/07/2018 in Grimbergen): hij studeerde liturgie en kerkmuziek in Rome. In de jaren 1980 al brachten ze verschillende platen uit. Sedert 2010 worden de CD’s in eigen beheer terug uitgegeven.

De beiaard

De Norbertijnen zijn de vroegste propagandisten van de beiaardkunst geweest. In Averbode was er in 1504, al een beiaard, in Tongerlo voor 1535, Antwerpen St-Michiel in 1655. Van de eerste beiaard van Grimbergen is slechts bekend dat zijn klokken 6521 pond brons opleverden, toen einde 1715 bij de Antwerpse klokkengieter Willem Witlockx een nieuwe beiaard werd besteld. In de Franse Revolutie werden alle klokken geroofd. Meer dan een eeuw lang bleef het stil in het centrum van Grimbergen. Tot in 1928, toen de gemeente de Sint-Servaeskerk een nieuwe beiaard schonk, naar aanleiding van het 800-jarig bestaan van de abdij. In 1998 kwam er nog een 49ste klok bij.

… en de beiaardiers :

In 1735 wordt Edmond Claessens vermeld als beiaardier. Zijn kleinzoon Pieter Claessens volgde hem op in 1764 en bleef in die functie tot 1777. In 1928 bespeelde Louis Mergaerts, de plaatselijke koster-organist, de klokken. In 1931 werd hij laureaat van de beiaardschool in Mechelen. In 1948 werd hij opgevolgd door kanunnik Jan Feyen (01/01/1920-13/01/1993), die in 1951 zijn einddiploma behaalde aan de beiaardschool in Mechelen.
Rien Aarssen was de beiaardier te Grimbergen van 1991 tot 2011 en heeft in 1997 ook de beiaardactiviteiten in Steenokkerzeel nieuw leven ingeblazen. Hij behaalde zijn diploma aan de Koninklijk Beiaardschool “Jef Denyn” te Mechelen in 1998.

Tijdens het beiaardseizoen, van Pasen tot eind september, kan men elke zondag genieten van beiaardconcerten. Ook bij verschillende kerkelijke en burgerlijke feestdagen zoals Allerheiligen, Nieuwjaar en 21 juli wordt de beiaard bespeeld. In juli en augustus zijn er elke vrijdagavond concerten.

De huidige beiaardier is Twan Bearda (1973), afkomstig uit Nijmegen. Naast ingenieurstudies studeerde hij in 2002 af aan de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen. Hij deed mee aan verschillende beiaardwedstrijden en won heel wat prijzen. In 2003 behaalde hij de eerste prijs in de Koningin Fabiolawedstrijd voor beiaard.

Rien_Aarssen.jpeg

Rien Aarssen (22/05/1943, Gastel,NL-07/11/2021) herinner ik me als een gedreven, joviaal, sympathiek persoon die zich enorm heeft ingezet voor de beiaard van Grimbergen. Zo had hij eens een Russisch trio Zolotoj Plyos (Alexander Solovov, Elena Sadina, and Sergei Grachev) uitgenodigd die op de beiaard kwamen spelen, maar tevens op een kiosk Russische volksmuziek kwamen brengen in folkloristische kleding.   De gemeente had hem niet eens een lokaal ter beschikking gesteld waar de muzikanten zich konden omkleden.  zij droegen hun folkloristische kleding: ze hebben zich toen bij ons thuis omgekleed.

Genieten van het Leven

in de Onze-Lieve-Vrouwstraat

Zo zagen de weinige huisjes van de Onze-Lieve-Vrouwstraat eruit
toen de straten nog geen nummers hadden, misschien zelfs geen namen …
en zeker geen kasseistenen …!!!…

Wij wonen al sinds 1978 in de Onze-Lieve-Vrouwstraat 15

We genieten er van het Leven

– van de vele vliegtuigen met al die mensen die naar verre vakantie oorden vliegen en over onze tuin vliegen waar we zitten te lezen (met oordopjes en/of oorkappen op) …
– van het gekletter van de vele auto’s die door de Onze-Lieve-Vrouwstraat over de kasseistenen daveren: blijkbaar zijn er toch ook heel veel mensen die geen vakantie in verre buitenlanden hebben genomen …
   
… zo genieten wij, thuis, met oordopjes en/of oorkappen op, van ons welverdiend pensioentje …
met mooi weer in de tuin met een boek
TOCH is Grimbergen een fijne gemeente om in te wonen
en ook om ze als bezoeker te leren kennen …
Er is – uiteraard – de Sint-Servaes Basiliek
die tegenwoordig in het weekend ’s nachts verlicht is
Er is het Prinsenkasteel, het MOT (Museum Oude Technieken), de Charleroyhoeve,
de vier watermolens langs de Maalbeek, zoals,
bij voorbeeld, de Tommenmolen, zoals hier getekend door Peter Jacquemyn
voor de affiche van de MALEMOLENTOCHT,
die ik op 15 augustus 1989 langs de Maalbeek organiseerde
of de Liermolen in de sneeuw op 12 januari 2022
ook op 11 december 2017 had het gesneeuwd

21 juli 2023

En straks krijgen we een beiaardconcert, niet omdat het Nationale feestdag is,
maar omdat onze Beiaardvrienden van Grimbergen iedere vrijdagavond
een beiaardconcert organiseren in juli en augustus
11
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1998 – SKY WALKINSTIK – Man Alone

SKY WALKINSTIK Man Alone

We vliegen even terug naar 24 augustus 1998

Het was een waar genoegen en een privilege van toen met deze Noord-Amerikaanse Indiaan naar het speelplein in Beersel te gaan om de Brusselse kinderen in contact te brengen met een èchte Indiaan, een Native North-American Indian.
Hij heeft hen ook heel wat kunnen vertellen. Zelfs al was hijzelf bijna helemaal doof.

Enkele weken eerder belandde de bloemiste van het bloemenwinkeltje in Zemst met hem bij ons thuis. Helemaal onverwachts. Om mij te vragen of ik haar niet kon helpen om voor hem wat lucratieve activiteiten te vinden, samen met de VZW “Brotherhood” uit Aarschot.
Toen hij, gezeten in de sofa, begon te vertellen wie hij was, waar hij vandaan kwam en wat hij zoal allemaal al had meegemaakt, hing ik aan zijn lippen …
en hij aan de mijne, want hij luisterde met zijn ogen. In het “liplezen” was hij even sterk als in het fluitspelen. Fluiten bouwen deed hij ook. En wel op de traditionele methode.
Hij gaf me ook een cassette met een live opname van blues muziek.
Ik was “verkocht” !

Maar wat we bij de kinderen op het speelplein in Beersel deden, was helemaal iets anders.

“Dat is geen echte Indiaan” zeiden sommige kinderen, “want hij is niet te paard en heeft geen vogelveren op zijn hoofd”. Toen ik dat voor hem vertaalde, moest hij eerst lachen vooraleer hij de kinderen uitlegde “I’m not a Hollywood Indian” en dat hij opgegroeid was in een bosrijk deel van Amerika en dat het niet aangewezen was om met veren op je hoofd onder de bomen door te rijden op een paard.

Dat ze hem niet voor echt namen omdat zijn “Squaw” niet meegekomen was, vond hij minder aangenaam. Hij legde de kinderen uit dat ze dat woord beter niet meer gebruiken omdat het een belediging is naar Indiaanse vrouwen toe: het komt zowat overeen met “hoer”. Het waren allemaal kinderen tussen de 10 en 12 jaar … en het werd hen allemaal vergeven.

Biografie

Op 5-jarige leeftijd begon Sky zijn muzikale opleiding op een oude vleugelpiano onder begeleiding van zijn overgrootmoeder. Ze leerde hem klassieke muziek en liturgische gezangen, maar ook Indiaanse fluitliederen en melodieën, en als volwassene breidde Sky dit repertoire uit met folk en blues.
Nadat hij had gestudeerd en gewerkt met onder andere Sam “Lightning” HOPKINS, “Mississippi” John Hurt en Jesse FULLER, concentreerde Sky zich tijdens zijn vroege carrière op folk- en bluesmuziek. In de jaren 1950 en 1960 verdiende hij de kost door met zijn muziek over de hele wereld te toeren. In 1969, kort na zijn laatste publieke optreden in de “Drinking Gourd” in San Francisco, kreeg Sky een ernstig traumatisch ongeluk waardoor hij bijna volledig doof werd.

In 1989, na 20 jaar van muzikale stilte en lijden, herontdekte Sky een oud deel van zijn muzikale erfgoed, de betoverende muziek van de Indiaanse fluit. Ter nagedachtenis aan zijn lessen en zijn voorouders begon hij fluiten te maken op de traditionele manier en deze heilige instrumenten, de muziek van het hart, te bespelen. De magische resonantie van dit traditionele instrument begon de spirituele leegte, veroorzaakt door zijn doofheid, te helen. Dit jaar markeerde een nieuw begin toen Sky terugkeerde op het podium en het Napa Valley Folk Festival opende met de prachtige hymne “Zuni Sunrise”. Drie jaar later, in 1992, kreeg Sky op hetzelfde festival een unieke staande ovatie van het publiek dat zijn optreden toejuichte.

SKY is nadien weer gaan toeren en componeren. In 1992 nam hij zijn eerste Native American fluitcollectie op: SKY “Cherished Memories and New Beginnings”. Erkend als meester gitaarbouwer van cederhouten fluiten en een volleerd artiest, brengt zijn muzikale repertoire een nieuwe en ontroerende stem aan de Indiaanse fluit, een instrument van het hart. Hij trad ook op in Indiaanse festivals, folk concerten en sociale evenementen, vooral in het westen van de Verenigde Staten.

SKY won ook de eerste milieuprijs van Californië (1979) voor zijn belangrijke werk aan zonne-energiesystemen en een prijs van de Verenigde Naties voor zijn humanitaire werk met de Navajo bevolking op Big Mountain, Arizona (1978).

De Indiaanse fluit

De Indiaanse fluit is uniek omdat ze een “dubbele kamer” heeft. Ze zou ook alleen bestaan op het Amerikaanse continent. Het is zo oud dat de oorsprong alleen te vinden is in enkele van de oude en pittoreske “Lodge verhalen” van de Amerikaanse Indianen. Deze verhalen kunnen echter niet worden gebruikt om de oorsprong van de fluit te dateren … Net als de fabels is de fluit van grote ouderdom. De bekendste van deze fabels zijn de “Spechtverhalen” van de Prairiestammen en de Fabels van “Kokopelli en Mahu” van de Zuidwest-Amerikanen.

Hoewel de fluit vaak de “Liefdesfluit” wordt genoemd, die gebruikt werd bij verkering, was het primaire gebruik voor persoonlijke meditatie en om vreugde uit te drukken. Later evolueerde ze tot een “courtine” instrument en werd gebruikt tot 1890. Er wordt gezegd dat de missionarissen het gebruik voor alle Indiaanse ceremonies verboden. Dit vanwege het geluid dat het voortbracht, bijna vergelijkbaar met dat van de panfluit. De missionarissen beweerden dat de Indianen daarmee de heidense god ‘Pan’ aanbaden. Ironisch en tegenstrijdig genoeg verboden de missionarissen op sommige plaatsen de fluit met deze “diepe gedachte”: ze vonden het oneerbiedig om de dames het hof te maken met “Gods instrument”.

 

 

 

7
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1975 – Mijn Eerste Stappen Aan De Stad Brussel

Mijn Eerste Stappen Aan De Stad Brussel

Nooit zal ik vergeten hoe ik voor het eerst dat bureautje binnenstapte.
De emoties die me overvielen waren te vergelijken met de spanningen van een examen, de angsten van een eerste zwemles.

Ik weet nog goed hoe ik in de Sint-Katelijnestraat op het nummer elf binnenstapte en me al onmiddellijk afvroeg of ik wel op het juiste adres was. Ik ontdekte een bode in een sas achter een half-glazen deur en vroeg hem waar de Jeugddienst was. De man antwoordde wel heel vriendelijk “au premier étage, monsieur” en drukte op de knop om de lift te bestellen. Dat was toch al een geruststelling.
Toen de lift halt hield op de gelijkvloerse verdieping stapte ik in een soort oude houten kooi met muffe geur en drukte op het knopje waar een één wit op zwart ingegrift stond. Ik had nog ruimschoots de tijd om mijn spanning onder controle te krijgen vooraleer ik op de eerste verdieping aankwam.
Ik belandde in een gang met eiken lambriseringen met daarboven ooit nog lang geleden wit geschilderde muren tot aan een wel vier meter hoog plafond. Ik klopte schuchter op een deur die me de goeie leek omdat er in zwarte letters op een niet meer zo frisse aluminium plaat “direction – directie” geschreven stond. Ik wachtte op het korte “oui” en schoof schoorvoetend binnen.
Toen kwam ik terecht in een grote ruimte met één grote eiken bureau waarachter een witharige statige heer gezeten was in een mooie lederen zetel met armleuningen. Ik mocht rechtover hem plaats nemen in één van de twee stoelen zonder leuningen van waaruit ik een paar grote kaders kon ontwaren met afbeeldingen van sportlui in volle actie. Ik herinnerde me nog lang zeer goed de mooie ets van een speerwerper, al wist ik niet meer welke kunstenaar er de auteur van was.  De “baas” heette me welkom maar had niet veel tijd om veel uitleg te geven, “dat komt later wel” zei hij.  Nu moest hij dringend weg.
“Uw collega in het bureau op de tussenverdieping zal u wel de eerste en belangrijkste inlichtingen geven”.

Ik was aangeworven in een soort van vervangingscontract zoals er toen heel wat bestonden. Een zeer vooruitziende opsteller had verlof zonder wedde genomen om informatica te gaan studeren. Toen al. dus, ècht vooruitziend!
Van mij werd echter niet verwacht dat ik aan een bureau zou blijven zitten.  Ik moest in tegendeel de straat op – de wijken in – en gaan praten met de jongeren die in de parken en speelpleinen vandalenstreken uithaalden. Mijn opdracht bestond erin om uit die gesprekken voorstellen te distilleren waarmee “de baas” dan naar “de politiek” kon stappen, om iets te doen aan dat vandalisme.

Maar de eerste, meest praktische zaken, zou mijn enige vrouwelijke collega dus wel uit de doeken doen, zodat ik wist wat ik moest doen als ik ziek was, of als ik verlof wou nemen en dergelijke meer.
De “baas” begeleidde me tot aan de deur van haar bureau, stootte die open, stak zijn hoofd binnen en stelde me aan haar voor met de woorden: “ton nouveau collègue”.  Hij gaf haar ook nog kort de instructie om me op de hoogte te brengen van de administratieve plichtplegingen en was er meteen daarna vandoor.

Nu stond ik daar, in een gezellig ogend kantoortje. Het donkere wat grijzig en versleten parket leek wel naar een laagje boenwas te snakken. Een namaak houten, cognackleurige lambrisering deed denken aan de jaren vijftig. Een schuchtere bibliotheek met dikke glazen legplanken verborg zich in een ingebouwde vitrine met een spiegel op de achterwand. De metalen meubelen verbrodden het geheel: ze pasten daar als hoge hakken op het strand.  Ook de twee – eveneens metalen – grijsgroene kaki bureaus stonden daar te vloeken van ’t kan niet meer.  Een redelijk omvangrijke vriendelijke dame heette me glimlachend welkom.  Ze toonde me de plaats die voortaan, toch voor een tijdje, de mijne zou zijn: rechtover haar mocht ik gaan zitten, oog in oog, bureel tegen bureel, met mijn rug naar de straatkant, waar een groot raam veel licht door stoffige ruiten liet binnenvallen, waardoor de grijzige schijn van het parket nog beter tot zijn recht kwam. De kennismaking verliep zeer vlot.  Nu was ik pas echt helemaal opgelucht.

De verantwoordelijke van de dienst was niet meer te bespeuren.  Niet dat ik mij aan een fanfare of een ontvangstcomité had verwacht, maar toch, een mens denkt toch dat hij bij een nieuwe job eerst en vooral kennis zou maken met de baas. “Hij had het druk en zou zo spoedig mogelijk – misschien vandaag nog – eens langskomen om me te begroeten”, trachtte de vriendelijke dame me gerust te stellen.  Misschien zag ze aan mijn houding dat ik dat toch maar eigenaardig vond van me alles door de secretaresse te laten uitleggen. En niet door de baas.

Later zou ik wel maar al te goed begrijpen “hoe druk” hij het had: telkens mijn vriend Herman Pint me voordien aan “de baas” had willen voorstellen had hij het al “zeer druk” en hij was telkens weer te beschonken om zich te herinneren van waar hij me reeds kende.

De vriendelijke dame, die ongehuwd bleek te zijn, was er blijkbaar op uit om direct goede vrienden te worden met haar nieuwe collega.  Ze vertelde me ook meteen hoe tevreden ze was dat men haar destijds had verwittigd dat ze moest oppassen voor haar nieuwe baas, dat hij bekend stond als een laffe, onbetrouwbare figuur, die over lijken ging om zijn ambities te verwezenlijken. Ze wilde haar nieuwe collega dan graag eveneens op zijn hoede stellen en zei dat ik haar hiervoor later ook wel dankbaar zou zijn. Nu is het nog steeds niet duidelijk of dat wel zo is. Ze had me misschien beter niet zo goed ontvangen en in tegendeel naar huis gestuurd, want wat haar “baasje” betreft, had ze meer dan gelijk. Ze besefte misschien niet in welke mate ze gelijk had en hoeveel erger het nog was dan wat ze zich had voorgesteld. Of wist ze nog zoveel meer? Misschien durfde ze het nog niet allemaal ineens te vertellen?  Misschien kon ze het allemaal zelf ook niet geloven?  Zo erg was het eigenlijk allemaal.
Maar “wat niet weet niet deert” zeker …
Maar ook: “bezit van ‘discrete’ informatie geeft macht”.
Misschien was het haar toen al daarom te doen: “macht”.
Daar zou ik later nog wel een staaltje van leren kennen …

19
You, YourSelf & RIE
0 Comments

FRANS PANS

Frans Pans

Op zoek naar iets helemaal anders, botste ik onlangs op een tekst die heel wat fijne herinneringen deed opborrelen …

Hieronder eerst integraal een tekst van de hand van Herman J. Claeys
over Frans Pans
daarna volgen persoonlijke herinneringen

in memoriam: Frans Pans 

Zaterdag 30 juli 2005 is de Brusselse kunstenaar Frans Pans overleden.
De donderdag daarop was er een uitvaartplechtigheid in het Crematorium te Vilvoorde, in aanwezigheid van ettelijke tientallen kunstenaars en schrijvers.

Vanaf begin de jaren zestig ontpopte Frans Pans in Brusselse progressieve kringen zich als een zeer sociaal bewogen mens en kunstenaar. Dat is hij, in weerwil van zijn latere slepende ziekte, tot zijn dood gebleven: een compromisloze humanist met een pacifistisch-antiautoritaire en antikapitalistische boodschap. Zijn lijfspreuk was, net als die van zijn geestesgenoot Léo Ferré, ‘ni dieu ni maître”, de slogan van de Franse revolutionair Auguste Blanqui uit 1880.

Frans Pans was als graficus en fotograaf een getalenteerd autodidact. Hij maakte zeefdrukken en tekeningen voor affiches van de vredesbeweging en de (o.m. feministische) ontvoogdingsstrijd, als documentair fotograaf vereeuwigde hij stakingsacties, provo-happenings in Amsterdam, Brussel en Antwerpen, vredesdemonstraties, fabrieksbezettingen en protestbetogingen, en als sociaal-fotograaf had hij oog voor uitsluiting en uitbuiting. Hij nam deel aan de groots opgezette artistieke projecten van Mass Moving en van Mass & Individual Moving. Daarnaast schiep hij in de jaren zestig en zeventig artistieke portretten ten behoeve van de literaire 5de Meridiaanreeks van uitgeverij Manteau, en maakte samen met de dichter Willie Verhegghe zeefdrukken voor de kunstmap “Spanje 1936-1976”. In 1968 was hij mede-oprichter en bezieler van het undergroundcafé De Dolle Mol, toen nog aan de Kaasmarkt te Brussel. Later stichtte hij nog tweemaal een artistiek café in de Marollenwijk (Het Vermiljoen en Den Tricoloren Keunink).

In 2002 was er in het gemeentehuis van Bredene een overzichtstentoonstelling van zijn fotografie, verzorgd door het Amsab ofte het Instituut voor Sociale Geschiedenis te Gent., waar zijn omvangrijk foto-archief toegankelijk is.

shared by : Herman J. Claeys
(Brugge, 23/05/1935 – Antwerpen, 29/12/2009) 
was een Vlaams schrijver en provo-activist uit de jaren zestig.

 

Frans Pans werd geboren te Mechelen op 22 november 1934
en overleed te Brussel op 30 juli 2005.

In 1958 woonde Frans Pans in Brussel waar hij werkte voor het Brussels Kamertoneel (BKT).
Hij ontpopte zich in de Brusselse progressieve kringen tot een zeer sociaal bewogen kunstenaar.
Zijn lijfspreuk was “Ni dieu ni maître”.

 

Affiches

Frans Pans ontwierp verschillende affiches (tekeningen en zeefdrukken) voor linkse en sociale bewegingen, zoals de Vredesbeweging en de Femiministische Ontvoogdingsstrijd.
De affiches van de rakettenbetogingen in Brussel waren van zijn hand.
Het grafisch werk van Frans Pans werd omschreven als zeer direct en hard.
UW STAD IS VERKOCHT maakte hij voor BRAL
(stadsbeweging die ijvert voor een duurzaam Brussel)

Fotografie

In de vroege Jaren ’60 van de 20ste eeuw maakte Frans Pans foto’s van de undergroundcultuur, de anarchisten en de toenmalige provobeweging. Ook vereeuwigde hij stakingsacties, provohappenings in Amsterdam, Brussel en Antwerpen, vredesdemonstraties, fabrieksbezettingen en protestbewegingen. Sommige van zijn foto’s, waar naakt in te zien was, werden destijds door de goegemeente als aanstootgevend ervaren.

Frans Pans lag aan de basis van de subjectieve fotografie in België. Zijn foto’s hingen op verschillende tentoonstellingen, naast grootheden zoals Julien Coulommier, Gilbert de Keyser, Antoon Dries en Paul Strand. Ook het blad Humo en The Photography Yearbook uit 1965 namen foto’s van hem op. Zijn stijl uitte zich in sterke zwart-witcontrasten, grove korrel en had geen respect voor de toen gangbare technische normen.

Acties

Frans Pans nam deel aan artistieke projecten zoals “Mass Moving”, schiep portretten ten behoeve van de literaire vijfde Meridiaanreeks van uitgeverij Manteau en creëerde zeefdrukken in samenwerking met de dichter Willie Verhegghe voor de kunstmap “Spanje 1936-1976”. Frans Pans nam ook regelmatig deel aan de activiteiten van de fotografische kring “Iris” in Antwerpen.

In 1968 opende Frans Pans het undergroundcafé “De Dolle Mol” aan de Kaasmarkt in Brussel.
Zijn latere artistieke café’s waren “Het Vermiljoen” (Rollebeekstraat) en “Den Tricoloren Keunink”.

VIVE LA REPUBLIQUE
Het origineel van deze foto is een zwart-wit cover van een dichtbundel. Het toont een aantal mensen op de straat met één naakte vrouw, met een spandoek “Vive la République” voor de stichting Pacheco te Brussel in 1966. Van links naar rechts: Willy Cornette, Frank De Crits, Bert Verminnen, Jean-Marie Buchet, DéDéé, Herman J. Claeys, Lacaille en Luc Muller.
Het boekje werd vrij snel verboden nadat het was uitgegeven …
bijgaande met dank aan Hendrik Van Hellem

 

Ons laatste contact was PALLIATIEF

Op BROSELLA Folk & Jazz 2005 (9 & 10 juli) – ik zal het nooit vergeten – stonden plots twee Vrienden, die ook bevriend waren met Frans, aan de Brosella Office cabine, om met te zeggen :
“RIE, Frans PANS ligt op palliatieve zorg in het AZ Jan Portaels te Vilvoorde en hij wil u absoluut nog zien vooraleer hij sterft!” Ik herinner me dat dit aankwam als een koude douche midden in een warme zomer en tussen het plezier van schone muziek …

Ik ging dan zo spoedig mogelijk naar de kliniek kopmm Frans te bezoeken. Onderweg vroeg me af “Wat moet ik hem zeggen? Hoe moet ik hem begroeten?” In ieder geval niet met “Hoe gaat het met u, Frans?”
Toen ik zijn kamer binnenstapte zei ik gewoon:“Frans, ge wou mij zien. Hier ben ik.”

Hij vertelde me dat hij, dankzij de hulp van TOPAZ, een postume fototentoonstelling voorbereidde. Hij kon zelf geen fototoestel meer vasthouden, maar daar werd ginder, dankzij de medewerking van een vrijwilliger, een oplossing voor gevonden. Hij drong er sterk op aan dat ik zeker naar de opening van die tentoonstelling zou gaan, die na zijn dood zou georganiseerd worden in een klein zaaltje in Evere.
Dat moest ik hem beloven …!!!…

Hij vertelde me ook dat zijn dochter Russisch had geleerd om de teksten van zijn communistische kameraden in de oorspronkelijke versie te kunnen lezen.

Daarna zei hij: “Ge moogt gaan. Ik ben moe”

Dat was mijn laatste contact met Frans PANS, persoonlijk …
maar ik heb hem wel nog gezien in die postume fototentoonstelling,
want daar waren een aantal merkwaardige “zelfportretten” bij.

11