1988 1008
Het resultaat van gekonkelfoes …
… van de heer Egide Moonens en mevrouw Anny Maervoet in een restaurant op het Bockstaelplein in Laken, tijdens mijn vakantie in september 1988 was nogal ingrijpend voor mijn toekomst aan de Ville de Bruxelles. Aan een tafel naast hen zat een collega die mij wèl zeer genegen was, met name Guy Reniers. Die bracht mij bij mijn terugkeer uit vakantie onmiddellijk op de hoogte van het feit “dat ze mij daar ne pater aan’t schilderen” waren …
En toen gebeurde wat volgt …
Het College van Burgemeester en Schepenen besliste
de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten.
Zo werd ik – geheel onverwacht en onvoorbereid – voor onbepaalde duur – gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.
Het kwam als een donderslag
van een onaangekondigd onweer
Op maandag 3 oktober 1988 kwam ik, zoals elk jaar, na een prettige vakantie, terug naar kantoor, waar ik door mijn collega’s van de Jeugddienst warm werd onthaald. Leuke verhalen van wederzijdse vakanties werden uitgewisseld. Iedereen had wel een mooie vakantie achter de rug. Sommigen in juli, anderen in augustus en ik dus in september. Sommigen ook met mooie foto’s …
In de loop van de volgende dagen kreeg ik een telefoontje van mijn collega Guy Reniers, om me te melden dat hij “gesprekken” had opgevangen die niet veel goeds beloofden …
Op 7 oktober 1988 had het College van Burgemeester en Schepenen inderdaad de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten goedgekeurd.
Ik werd in dezelfde beslissing “voor onbepaalde duur” gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.
Opdat niet bekend zou worden wie er achter deze transfer zat, werd mevrouw de Schepen voor Jeugd, Madame Gilberte Lambot zelf, persoonlijk, vermeld als rédacteur van dit “Verslag aan het College”.
Om mijn transfer ook in alle stilte en zonder verwikkelingen te kunnen doen verlopen, werd ik niet bij naam vermeld in het Verslag aan het College, want dan had deze beslissing ook nog door de Gemeenteraad goedgekeurd moeten worden. Het werd dus “de détacher du Service de la Jeunesse, pour une période indéterminée, le fonctionnaire chargé de l’organisation du Brosella” …
“Le Fonctionnaire”: ik noemde mezelf zo later “de 10 gram gratis als reclame bij het kattenvoer”.
Het moest ook allemaal heel vlug gaan : op woensdag 5 oktober werd ik geconvoceerd bij de heer Egide Moonens, directeur du Service de la Jeunesse, om me te horen zeggen dat ik per direct niet meer voor de Jeugddienst werkte. Ik moest me ’s anderendaags gaan melden bij de schepen voor cultuur.
Het voorstel van “Transfert du Brosella Folk & Jazz …” was dus zelfs nog niet goedgekeurd door het College of ik “mocht al gaan”.
Ik reageerde furieus. Nam zijn glazen asbak van op zijn bureau en deed een beweging alsof ik die in zijn smoel zou gooien. Maar ik sloeg er een put mee in zijn eiken bureau. “Tu fais ça avec une poubelle ou un sac de pommes de terre, mais pas avec un être humain” schreeuwde ik. Waarop hij: “Quand les échevins ont décidé quelque chose, nous, on n’a plus rien à dire”.
(Later kreeg ik de gelegenheid om hem hetzelfde zinnetje nog eens terug naar zijn hoofd te slingeren)
Op donderdag 6 oktober ging ik mij dus melden bij de Schepen voor Cultuur, Richard Leclercq.
Maar die was er niet. Hij was ook helemaal niet meer geïnteresseerd in wat er aan de Ville de Bruxelles verder gebeurde, want hij had een “postje” aan het rekenhof bemachtigd. Ik werd dus ontvangen door zijn kabinetschef, Anny Maervoet. Die deed alsof ze uit de lucht viel. Dat ze pas op de hoogte was van “mijn transfer” door de beslissing van het College. Terwijl ze dit samen met Meneer Egide Moonens bekokstoofd had. Er was ook nog geen bureau voor mij voorzien … Maar dat kwam (haar) goed uit, want onze collega, Yvette, bijgenaamd “Madame Chapeau”, was met ziekteverlof en zo was er niemand om de tentoonstelling in het Stadhuis te bewaken. Ik moest daar dan gedurende twee weken alle dagen op een stoel gaan zitten en met een dergelijk apparaatje de mensen tellen die de tentoonstelling kwamen bezoeken. (Dat van mij was wel mooier: knalrood, met wit drukknopje).
Ik herinner me dat de heer Vic Anciaux, op weg naar een bijeenkomst van de gemeenteraad, de tentoonstelling kwam bezoeken. Toen hij me daar zag zitten vroeg hij “Maar rieke, wat doe jij hier?” Hij (her)kende mij toch als organisator van Brosella, niet als ambtenaar van de Ville de Bruxelles. Ik reageerde met “oei, meneer Anciaux, ze hebben me niet gemeld of ik voor gemeenteraadsleden tweemaal moest klikken” … en … “mijn moeder werkte als poetsvrouw bij een dokter rechtover waar we woonden en ik ben zelf moeten gaan werken om mijn hogere studies te kunnen bekostigen … zo zie je maar wat de Stad Brussel doet met mensen met een universitair diploma”
Dit hele gebeuren, mijn onaangekondigde verdwijning uit de Jeugddienst, had nog verrassende gevolgen, zowel voor mij als voor de animators van de Service de la Jeunesse …
Mar daarover … later meer … in verhalen zoals
“De petitie om me terug naar de Jeugddienst te halen”,
“Mijn korte tijd aan het kabinet van de Schepen voor Jeugd”,
“1992, toen Mijn Burn-out Mijn Depressie werd”
… enz. …