Tien jaar Dienst & La Confiance Règne – – – 1985 0702
Tien jaar Dienst
&
La Confiance Règne
– – – 1975 0801
Nadat ik gedurende twee schooljaren (1971-1972 + 1972-1973) mijn broek had versleten aan het Koninklijk Atheneum Asse en vast besloten was van nooit nog voor een klas te gaan staan, ging ik op zoek naar een andere job … maar eerst nog een tijdje …
aan den dop
Vanaf september 1973 ging ik me, na mijn dagelijkse verplichte stempelcontrole, bij allerlei culturele organisaties en instanties aanbieden. Maar dat was geen groot succes, want ik had geen partijkaart en dan “kunnen we voor u niets doen” …
Op een dag na een repetitie bij de ToneelVrienden van Evere, stelde mijn Goede Vriend RAF me voor aan een toen voor mij nog totaal onbekende Herman PINT. Samen met deze laatste en een toen voor mij nog meer onbekende meneer Paul MAES, werd ik dan meer dan voltijds vrijwilliger bij het Jeugd- en Cultuurcentrum TSLEUTELGAT te Haren-1130-BRUSSEL.
Dankzij de heren PINT en MAES, allebei belangrijke figuren aan de Stad Brussel, kon ik in augustus 1975 meedoen aan een wervingsexamen à la Ville de Bruxelles en belandde zo, als opsteller/redacteur (met een universitair diploma) au Service de la Jeunesse de la Ville de Bruxelles …
Werkzaam aan de Jeugddienst (eerst als vakantiemonitor) van de Stad Brussel van 01/08/1975 tot 31/08/1975. Nadien, als Tewerkgestelde Werkloze, van 23/02/1976 tot 31/07/1976.
Vanaf 01/08/1976 aangesteld als (allereerste!) Animator van Jeugdhuizen aan de Jeugddienst van Stad Brussel
Vanaf 01/10/1978 klonk het nog positiever: “Toegelaten tot stage als Animator-Coördinator bij de Dienst Openbaar Onderwijs, Schone Kunsten en Jeugd”.
– – – 1985 0702
In 1975 bestond de JEUGDDIENST eigenlijk nog niet. Die mocht pas opgericht worden na een besluit van de gemeenteraad van 16 juni 1986. Dit besluit kon dan “uitvoering krijgen” op 28 november 1986.
Sommige mensen wisten wel hoe het kwam dat meneer de onderwijzer, Egide MOONENS, in 1975 uit het onderwijs werd “gedetacheerd” met de opdracht om die Jeugddienst eindelijk op te richten waar men in de Europese Gemeenschappen (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland) al sinds mei 1965 over sprak …
Mijn “baas” vond het uiteraard niet fijn, dat ik wèl wist hoe de vork aan de steel zat. Hij was er bovendien niet gerust in dat ik eventueel zijn plaats/functie/positie zou ambiëren: als universitair zou ik tenslotte een gevaarlijk concurrent geweest zijn voor een onderwijzer. Ik was echter helemaal niet zo carrière-ambitieus.
Maar ik wist te veel. En dat liet zich snel voelen in de werkrelatie.
Zo kwam het dat mijn “baas” de verantwoordelijkheid voor de vakantie activiteiten van de jeugddienst liever toevertrouwde aan een “bevriende” collega uit de dienst Onderwijs, terwijl meneer, die tenslotte nog steeds onderwijzer was, aangezien die jeugddienst nog altijd niet bestond, gedurende twee maand naar Spanje vertrok met de (zijn/;-) secretaresse van de Jeugddienst.
Later zou mijn vriend Alain, collega animator, de volgende legendarische mop uitvinden:
“On a Dubois mais on n’a pas d’cadre”

AU PERSONNEL DU SERVICE DE LA JEUNESSE
aangezien het weer
“pour les Flamands la même chose”
was, zorg ik bij deze voor een vertaling
AAN HET PERSONEEL VAN DE JEUGDDIENST
Bij deze wil ik jullie informeren dat Meneer DESCY Robert, schooldirecteur, mij in juli en augustus zal vervangen tijdens mijn afwezigheid aan de jeugddienst.
Hij zal alle nodige verantwoordelijkheden op zich nemen en alle documenten die bestemd zijn voor de schepen of andere administratieve diensten via de hiërarchie doorgeven.
Alle briefwisseling zal hem worden bezorgd door mevrouw VAN ROSSEM of mevrouw MOENS, die om beurten mevrouw DUBOIS zullen vervangen voor deze taak.
Ik wens iedereen een welverdiende en aangename vakantie toe alsook het welslagen van alle geplande vakantieactiviteiten.
De Adviseur voor de Jeugd
Egide MOONENS
De werkrelatie met de heer Robert DESCY verliep vooral in den beginne wel wat stroef, maar vooral professioneel, administratief, zakelijk. Naarmate de vakantie vorderde werden de gesprekken ook vriendschappelijker. Ik vermoed dat men hem heel goed duidelijk had gemaakt dat hij niet te veel tijd moest verkwanselen aan diene Vandenberghe. Dat hij deze ondankbare maar vermoedelijk toch voldoende verloonde taak niet nog een volgend jaar heeft aanvaard zou misschien wel kunnen betekenen dat hij begrepen had in welke situatie hij eigenlijk werd misbruikt.
De werkrelatie met de heer Egide MOONENS was al lang van tevoren niet wat men een positieve werksfeer zou kunnen noemen … en het is ook nooit goed gekomen …