De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1997 0207-11 – – – Lessen in Humanitas in Sarajevo en Brussel

Lessen in Humanitas
in Sarajevo en Brussel

1997 0207-11

“In naam en in opdracht” van de para-communale VZW “Jeugd in Brussel” … trokken Luc Van NOTEN en ikzelf van 7 tot 11 februari 1997 naar SARAJEVO
met de bedoeling om er te onderzoeken of we, samen met LA BENEVOLENCIJA en het UPJB
(Union des Progressistes Juifs de Belgique),

een “Culturele Uitwisseling” voor jongeren tussen Brussel en Sarajevo op poten zouden kunnen zetten.

Op vrijdag 7 februari 1997 vertrokken we naar Sarajevo via Zürich en op dinsdag 11 vlogen we al terug vanuit Sarajevo via Zagreb en Frankfurt. Meer was ons door de Ville de Bruxelles niet gegund.
We beleefden zeer leerzame dagen in Sarajevo. Spijtig genoeg was ons verblijf veel te kort om dieper in te gaan op de vele fijne ontmoetingen die we daar hadden met mensen van het bijna totaal plat gebombardeerde Sarajevo. Mensen uit de politiek, maar ook uit de culturele sector: opera, toneel, film, jazz, wereldmuziek … Veel te weinig tijd om er echt van te genieten. Maar we waren er om te werken …

We kregen er wel een resem lessen in Humanitas !!!

We bezochten onder andere de Minister voor Jeugd in Sarajevo en stelden hem voor om uitwisselingen te organiseren tussen Brusselse jongeren en jeugd uit Sarajevo. Of om in Brussel stages te organiseren voor jongeren uit Sarajevo. Zijn antwoord was ontluisterend:
“Alstublieft, kom onze jeugd hier niet weghalen, want dan komen ze niet meer terug.”

“België heeft al heel veel gedaan voor Sarajevo” vertelde de man verder. “Er werd een kolossaal budget geïnvesteerd om ons opnieuw licht te verschaffen. Electrabel is hier elektriciteitskabels en -palen komen installeren. Allemaal Belgisch materiaal, door Belgisch personeel naar hier gebracht en afgewerkt. Nu hebben we weer licht in onze straten”. We moesten even slikken, want we hadden zijn discrete boodschap zeer goed begrepen: België had eigenlijk Electrabel gesponsord onder het mom van hulp aan Sarajevo. Geen inwoner van de stad heeft er werk gehad, geen mens heeft er een cent van gezien. De miljoenen gingen rechtstreeks in de kassa van Electrabel.

De Minister voor Jeugd van Sarajevo raadde ons ook aan om goed te kijken als we na de bijeenkomst uit zijn kabinet buiten kwamen: “De kerk en de moskee zijn intact. Onze opera, onze bibliotheek, onze theaters, onze musea, … die zijn allemaal plat gebombardeerd.”  Toen we weer op straat stonden zagen we inderdaad één kogelgat in de gevel van de kerk (van een schele scherpschutter?). Alle gebouwen daaromtrent waren plat gebombardeerd. Verderop zagen we ook dat de minaret van de moskee nog overeind stond.

Wat mij nog het meest getroffen heeft, was toen de man vertelde hoe hij tijdens de oorlog telkens voor een dilemma stond toen hij een kopje thee wou drinken:
“Welk boek zal ik deze keer opofferen, om het papier te gebruiken om water te koken”

In “bericht uit Gaza” in De Standaard van 29 juni 2024
las ik dat de dichter Muhammad al-Zaqzouq het volgende schreef :
“In al die jaren die ik had besteed aan het verzamelen van mijn
bescheiden bibliotheek, was nooit in me opgekomen dat ik
een boek zou moeten afwegen
tegen een stuk brood voor mijn kinderen”

In Sarajevo sliepen Luc en ik in de kamer van de zoons van het gezin waar we logeerden. Hun kinderen waren tijdens de Bosnische Burgeroorlog naar de Verenigde Staten gevlucht om daar te gaan studeren. Het was een religieus gemengd gezin, Joods en Islamitisch, wat in Joegoslavië voordien niet ongewoon was. Vader en moeder waren allebei lid van LA BENEVOLENCIJA en deden er vrijwilligerswerk.

Exposition photos Edward Serotta

Na onze terugkeer zouden we, samen met de Service de la Jeunesse, allerlei activiteiten organiseren rond een tentoonstelling van foto’s uit Sarajevo van de
Amerikaans-Joodse fotograaf Edward Serotta.  

We hoopten Brusselse scholen uit te nodigen om deze tentoonstelling te bezoeken en zodoende de Brusselse jeugd te doen nadenken over het samenleven van mensen met verschillende origines. Nadenken over waar racisme en discriminatie zoal kan toe leiden. Nadenken over hun toekomst in onze maatschappij …

De tentoonstelling werd geboycot door het kabinet van de Schepen voor Jeugd van de Stad Brussel,
“Parce que c’est organisé par un Flamand”.
Een beter voorbeeld van de noodzaak van een dergelijke tentoonstelling kan je moeilijk bedenken.

Een telefoontje van de UPJB aan de burgemeester François-Xavier de Donnea zorgde ervoor dat de zaak gedeblokkeerd werd en dat de tentoonstelling toch moest georganiseerd worden.
Uitnodigingen werden verstuurd naar pers en notabelen. Speeches werden geschreven.
De tentoonstelling werd ingeleid door de burgemeester en de schepen voor jeugd, Marion Lemesre. Ook de Schepen voor Vlaamse Aangelegenheden, Manu De Rons, mocht het woord voeren.
De voorzitter van LA BENEVOLENCIA, Jacob A. Finci kreeg het laatste woord.

Maar dat die tentoonstelling toch moest doorgaan, dat zinde de kabinetschef van de schepen voor jeugd niet!

Hij zorgde ervoor dat de tentoonstelling daags na de opening weer gesloten was. Ik vernam dat van een journalist van LE SOIR, die me belde omdat hij niet was kunnen komen naar de officiële opening, maar dat hij toch nieuwsgierig was naar dit project. Nadat hij voor een gesloten deur stond aan de tentoonstellingszaal van het stadhuis had hij het kabinet van de schepen gebeld, waar men hem meldde dat de tentoonstelling verder niet kon doorgaan “Parce que ce …C… de monsieur Vandenberghe n’était même pas capable de prévoir des gardiens pour l’expo” Ik stuurde de journalist een kopie van mijn weken voordien aan het kabinet overgemaakt bestelbon voor bewakers, om hem duidelijk te maken dat het niet ging om een misverstand maar gewoon om doodsimpele Vlamingen haat.

De tentoonstelling werd dan opnieuw geopend dankzij enkele animators van de jeugddienst, die als vrijwilligers de foto’s bewaakten. Ze namen hiertoe zelfs verlof om dit mogelijk te maken !!!

Terwijl deze trieste communautaire toestanden verder nog heel lang aan de gang waren, zaten Luc Van Noten, coördinator van de VZW JiB, Jakob A. Finci, voorzitter van LA BENEVOLENCIA, Lt-General Francis Briquemont, die gedurende de Bosnische Burgeroorlog aan het hoofd stond van de UNPROFOR missie in Sarajevo, Bernard Adam, generaal, militair geneesheer, dichter, schrijver, kunstenaar … en ikzelf …

met Prins Laurent in Hotel Metropole

 

Het jaar nadien

nodigde de VZW “Jeugd in Brussel”
een hele klas kinderen van een lagere school uit Sarajevo uit op Paasvakantie.
Er was ook opnieuw een tentoonstelling gepland. Dit keer waren het tekeningen die door die kinderen gemaakt waren terwijl hun school gebombardeerd werd. Samen met hun onderwijzers verscholen ze zich achter uitgebrande auto’s terwijl ze die tekeningen maakten.

Om de communautaire strubbelingen van het vorig jaar te vermijden, organiseerden we die tentoonstelling deze keer in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Ze hingen daar heel schoon, in de galerij van de KVS. Er kwam een Professor Kinderpsychologie van de VUB aan te pas, die de kunstwerkjes van de kinderen geanalyseerd had en er voor de bezoekers de nodige duiding bij gaf. Ze vertelde wat er in die tekeningen zoal van boodschappen verscholen zaten.  De tekeningen waren mooi ingekaderd.

We kregen ook een blitzbezoek van de heer Reginald Moreels, die toen minister van Ontwikkelingssamenwerking was in de regering Dehaene II. Hij gaf een korte, maar krachtige inleiding om de tentoonstelling voor open te verklaren. Hij kon niet lang blijven want werd in de senaat of in het parlement verwacht. Ik zie hem nog razend kwaad de KVS verlaten, geschandaliseerd omdat hij de enige politieker was die een zo fantastisch initiatief kwam steunen.
De Schepen voor Vlaamse Aangelegenheden had hij niet mee gerekend. Die was ook altijd zo bescheiden.

Voor de rest van de Paasvakantie logeerden de kinderen van Sarajevo in het Domaine de Combreuil in Braine-le-Comte, bij het hellend vlak van Ronquières, een vakantieoord waar de ASBL “Jeunesse à Bruxelles” in samenwerking met de Jeugddienst van de Ville de Bruxelles de Brusselse kinderen ontspanning aanbiedt in een groene omgeving.

De kinderen van Sarajevo werden ook regelmatig met de bus van de Jeugddienst van de Ville de Bruxelles afgehaald om een daguitstap te doen … naar de zoo en zo …

 

Kinderen die opgroeien in oorlogsgebied

De trauma’s van kinderen die opgroeien in oorlogsgebied zijn niet te onderschatten.
Zo’n veertien dagen Paasvakantie in België zal niet al dat leed weggeveegd hebben dat men in hun tekeningen kon ontwaren. Maar, met de VZW “Jeugd in Brussel” hebben we toch iets gedaan !

 

In 2017 werd er in Sarajevo een WAR CHILDHOOD MUSEUM geopend. De initiatiefnemers hadden inspiratie gehaald uit het boek “War Childhood” dat Jaminko Halilovic uitgebracht had in 2013.
De collectie van het museum bevat een aantal persoonlijke bezittingen, verhalen, audio- en videogetuigenissen, foto’s, brieven, tekeningen en andere documenten die een waardevol inzicht geven in de unieke ervaring van opgroeien in oorlogstijd.

In 2018 ontving het War Childhood Museum de Museumprijs van de Raad van Europa, een van de meest prestigieuze prijzen in de museumindustrie : European Museum of the Year Award.

4
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1988 10 08 = = = resultaat gekonkelfoes <= september 1988

1988 1008

Het resultaat van gekonkelfoes …

… van de heer Egide Moonens en mevrouw Anny Maervoet in een restaurant op het Bockstaelplein in Laken, tijdens mijn vakantie in september 1988 was nogal ingrijpend voor mijn toekomst aan de Ville de Bruxelles. Aan een tafel naast hen zat een collega die mij wèl zeer genegen was, met name Guy Reniers. Die bracht mij bij mijn terugkeer uit vakantie onmiddellijk op de hoogte van het feit dat ze mij daar ne pater aan’t schilderen” waren …

En toen gebeurde wat volgt …

Het College van Burgemeester en Schepenen besliste

de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten.

Zo werd ik – geheel onverwacht en onvoorbereid – voor onbepaalde duur – gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.

Het kwam als een donderslag
van een onaangekondigd onweer

Op maandag 3 oktober 1988 kwam ik, zoals elk jaar, na een prettige vakantie, terug naar kantoor, waar ik door mijn collega’s van de Jeugddienst warm werd onthaald. Leuke verhalen van wederzijdse vakanties werden uitgewisseld. Iedereen had wel een mooie vakantie achter de rug. Sommigen in juli, anderen in augustus en ik dus in september. Sommigen ook met mooie foto’s …

In de loop van de volgende dagen kreeg ik een telefoontje van mijn collega Guy Reniers, om me te melden dat hij “gesprekken” had opgevangen die niet veel goeds beloofden …

Op 7 oktober 1988 had het College van Burgemeester en Schepenen inderdaad de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten goedgekeurd.
Ik werd in dezelfde beslissing “voor onbepaalde duur” gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.

Opdat niet bekend zou worden wie er achter deze transfer zat, werd mevrouw de Schepen voor Jeugd, Madame Gilberte Lambot zelf, persoonlijk, vermeld als rédacteur van dit “Verslag aan het College”.

Om mijn transfer ook in alle stilte en zonder verwikkelingen te kunnen doen verlopen, werd ik niet bij naam vermeld in het Verslag aan het College, want dan had deze beslissing ook nog door de Gemeenteraad goedgekeurd moeten worden. Het werd dus “de détacher du Service de la Jeunesse, pour une période indéterminée, le fonctionnaire chargé de l’organisation du Brosella” …
“Le Fonctionnaire”
: ik noemde mezelf zo later “de 10 gram gratis als reclame bij het kattenvoer”.

Het moest ook allemaal heel vlug gaan : op woensdag 5 oktober werd ik geconvoceerd bij de heer Egide Moonens, directeur du Service de la Jeunesse, om me te horen zeggen dat ik per direct niet meer voor de Jeugddienst werkte. Ik moest me ’s anderendaags gaan melden bij de schepen voor cultuur.
Het voorstel van “Transfert du Brosella Folk & Jazz …” was dus zelfs nog niet goedgekeurd door het College of ik “mocht al gaan”.

Ik reageerde furieus. Nam zijn glazen asbak van op zijn bureau en deed een beweging alsof ik die in zijn smoel zou gooien. Maar ik sloeg er een put mee in zijn eiken bureau. “Tu fais ça avec une poubelle ou un sac de pommes de terre, mais pas avec un être humain” schreeuwde ik. Waarop hij: “Quand les échevins ont décidé quelque chose, nous, on n’a plus rien à dire”.
(Later kreeg ik de gelegenheid om hem hetzelfde zinnetje nog eens terug naar zijn hoofd te slingeren)

Op donderdag 6 oktober ging ik mij dus melden bij de Schepen voor Cultuur, Richard Leclercq.
Maar die was er niet. Hij was ook helemaal niet meer geïnteresseerd in wat er aan de Ville de Bruxelles verder gebeurde, want hij had een “postje” aan het rekenhof bemachtigd. Ik werd dus ontvangen door zijn kabinetschef, Anny Maervoet. Die deed alsof ze uit de lucht viel. Dat ze pas op de hoogte was van “mijn transfer” door de beslissing van het College. Terwijl ze dit samen met Meneer Egide Moonens bekokstoofd had. Er was ook nog geen bureau voor mij voorzien … Maar dat kwam (haar) goed uit, want onze collega, Yvette, bijgenaamd “Madame Chapeau”, was met ziekteverlof en zo was er niemand om de tentoonstelling in het Stadhuis te bewaken. Ik moest daar dan gedurende twee weken alle dagen op een stoel gaan zitten en met een dergelijk apparaatje de mensen tellen die de tentoonstelling kwamen bezoeken.             (Dat van mij was wel mooier: knalrood, met wit drukknopje).
Ik herinner me dat de heer Vic Anciaux, op weg naar een bijeenkomst van de gemeenteraad, de tentoonstelling kwam bezoeken. Toen hij me daar zag zitten vroeg hij “Maar rieke, wat doe jij hier?” Hij (her)kende mij toch als organisator van Brosella, niet als ambtenaar van de Ville de Bruxelles. Ik reageerde met “oei, meneer Anciaux, ze hebben me niet gemeld of ik voor gemeenteraadsleden tweemaal moest klikken” … en … “mijn moeder werkte als poetsvrouw bij een dokter rechtover waar we woonden en ik ben zelf moeten gaan werken om mijn hogere studies te kunnen bekostigen … zo zie je maar wat de Stad Brussel doet met mensen met een universitair diploma”

Dit hele gebeuren, mijn onaangekondigde verdwijning uit de Jeugddienst, had nog verrassende gevolgen, zowel voor mij als voor de animators van de Service de la Jeunesse …
Mar daarover … later meer … in verhalen zoals
“De petitie om me terug naar de Jeugddienst te halen”,
“Mijn korte tijd aan het kabinet van de Schepen voor Jeugd”,
“1992, toen Mijn Burn-out Mijn Depressie werd”
… enz. …

1
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 3

Zonder Vandergoten

Samenvatting Part 1

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel
Sint-Katelijnestraat 11
Mijn eerste verhuis
naar het Administratief Centrum Anspachlaan
Mijn tweede verhuis
terug naar de Sint-Katelijnestraat
Mijn derde verhuis
naar de Keizerinnelaan
Mijn vierde verhuis
nog eens terug naar de Sint-Katelijnestraat

Samenvatting Part 2

Mijn vijfde verhuis
       naar het Vossenplein in de vroegere pompierskazerne
Mijn zesde verhuis
       naar Laken, Willemsplein 13
Mijn zevende verhuis
       naar het nummer 15 op het  Willemsplein
Mijn achtste verhuis
       twee weken dagelijks in de Militiezaal van het stadhuis
Mijn negende verhuis
       naar de vierde verdieping van het gebouw op de Keizerinnelaan 55,
Mijn tiende verhuis
      naar de Nieuwbrugstraat, boven de garage van de Groendienst.
Mijn elfde verhuis
      terug naar het Vossenplein in de gebouwen van de oude brandweerkazerne

Over naar Part 3

Mijn twaalfde verhuis

naar Sint-Katelijnestraat Dienst Cultuur
waar ze me liever zo vlug mogelijk kwijt waren
want de 3 dames die daar “de plak zwaaiden” waren bang dat ik hen zou “voorbijsteken”
door mijn anciënniteit en mijn diploma’s was ik namelijk in de positie
om de functie van diensthoofd op te eisen
al was er geen haar op mijn hoofd dat die knettergekke toestand daar had willen leiden

Mijn dertiende verhuis

dan maar opnieuw naar het Vossenplein
bij de Jeugddienst

Mijn veertiende verhuis

een “reorganisatie” binnen de administratie van het Departement Cultuur, Sport en Jeugd
maakte dat de Jeugddienst de mansardes op het vossenplein moest verlaten
die werden trouwens nadien omgebouwd tot appartementen
De Jeugddienst moest naar het Zuidpaleis, Rogier Vander Weydenstraat, verhuizen
waar ik tot mijn pensioen nog heel wat avonturen en pesterijen heb mogen meemaken

 

1
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 2

Zonder Vandergoten

Samenvatting Part 1

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel
Sint-Katelijnestraat 11
Mijn eerste verhuis
naar het Administratief Centrum Anspachlaan
Mijn tweede verhuis
terug naar de Sint-Katelijnestraat
Mijn derde verhuis
naar de Keizerinnelaan
Mijn vierde verhuis
nog eens terug naar de Sint-Katelijnestraat

Over naar Part 2

Mijn vijfde verhuis

We moesten onze metalen kasten en al onze dozen met dossiers en bureel benodigdheden zelf verhuizen met de blauwe Renault Xaviem camionette van de Service de la Jeunesse, want de Jeugddienst werd nu gevestigd in de voormalige brandweerkazerne van architect Joseph Poelaert (de Schieven Architect) op het Vossenplein, nog voor de verbouwingen … rénové en 1985-1989 par les architectes H. Gilson et E. Henry

Ik herinner mij dat er een pracht van een turnzaal was, waar de pompiers voordien dagelijks in oefenden om de muren op te klauteren. Met trapezen, vangnetten, metershoge sportramen, … en dat wij ons ook wel eens een enkele keer van de hogere verdieping langs zo’n buis naar beneden lieten schuiven, zoals je dat alleen nog in sommige films kan zien.

Ik zat toen in een bureau waar het plafond vier meter hoog was en waar de bovenste ruit uitgegooid was … daaronder stond een driefasig elektrisch verwarmingstoestel de hele dag zijn uiterste best te doen om het lokaal te verwarmen.
Toen ik onze baas erover aansprak dat het ding nogal kostelijk was aan verbruik, antwoordde hij “On va bientôt déménager” … wat pas vele maanden later gebeurde …

Mijn zesde verhuis

was naar Laken. Het was de bedoeling dat we ons in het Willemsplein 15 zouden vestigen, maar dat was op dat ogenblik niet onmiddellijk bewoonbaar … Dus werden we eerst boven het Huis voor het Kind “gehuisvest”, in het nummer 13 of zo.

La première Maison des Enfants du Service Jeunesse de la Ville de Bruxelles a été inaugurée en 1980, à la Place Willems 10.

Op het Willemsplein werden toen ook tal van activiteiten georganiseerd door het Gemeenschapscentrum Nekkersdal en door de VGC (Vlaamse Gemeenshaps-Comissie).

Zo maakte ik er kennis met Rik Fobelets, die toen, vanuit het GC Nekkersdal,  veel wijkprojecten op gang trok. Er waren onder andere woensdag- en zaterdagnamiddag activiteiten met “Bardaf”, waar later ook het Jeugdhuis “Montana” uit was ontsproten. Daar leerde ik Nic Sercu kennen, directeur van het jeugdhuis. We werkten samen heel wat activiteiten uit voor de hele wijk, samen met de jeugd uit de buurt.

Ann Stalpaert (links van mij op de foto)
was ook een van de drijvende krachten
die de jongeren in de buurt begeleidde.

Mijn zevende verhuis

Ondertussen waren we dan toch naar het nummer 15 op het  Willemsplein verhuisd.
Daar had ik mijn bureau op de tussenverdieping. Mijn deur stond altijd open. Van in de traphal kon men mij zien zitten. Boven mijn hoofd zag men dan ook enkele “boodschappen” aan de muur hangen, zoals, bij voorbeeld:

“It’s a dog’s life to be houdend every day”
en
“SEX-COLLEGA = EX-COLLEGA”.

Ik kon ook iedereen zien binnen en buiten gaan. Zoals, bij voorbeeld, toen ik die scène meemaakte van “Maint’nant que tu peux plus m’baiser, tu m’vires”, waarvan het gedetailleerd relaas elders in mijn “RIEke Blogt” te vinden is.

Het moet kort daarna zijn, dat er een voor mij (en ook voor BROSELLA) belangrijke beslissing werd genomen op het college, op 7 oktober 1988. 

Maar wat toen gebeurde tart elke verbeelding. Ik zal hier een afzonderlijke pagina aan wijden, maar ik geef het hier al in het kort even mee. Ik werd begin oktober 1988 geconvoceerd bij de baas om me daar te horen zeggen dat ik per direct niet meer voor de Jeugddienst werkte, maar dat ik mij moest gaan melden bij de schepen voor Schone Kunsten.

Dat was ook weer aanleiding tot …

Mijn achtste verhuis

Aangezien er in de dienst Schone Kunsten geen bureau voorzien was voor mij, moest ik gedurende de eerstvolgende twee weken dagelijks in de Militiezaal van het stadhuis gaan zitten met een handmatige klik teller zoals hier op de foto, om het aantal bezoekers te tellen dat de tentoonstelling kwam bekijken. Dat van mij, toen, was een rood exemplaar … en uiteraard antieker.

Kleine anekdote :
Ik herinner mij dat de heer Vic Anciaux, die toen gemeenteraadslid was en altijd de tentoonstellingen bezocht vooraleer hij naar de vergaderingen ging, nogal opkeek toen hij daar RIEke van Brosella zag zitten. Maar hierover dus elders meer in rieke.brussels …

Mijn negende verhuis

Na die twee weken “bezoekers tellen” was er dan eindelijk toch een bureau voor mij klaargemaakt bij de Dienst Schone Kunsten en Culturele Animatie, op de vierde verdieping van het gebouw op de Keizerinnelaan 55, rechtover de Sint-Michiels & Sint-Goedele Kathedraal.

Op deze negende verhuis volgde een petitie die uitging van een aantal animators van de Jeugddienst, nadat ze vernomen hadden dat ik er voor hen niet meer was …

Ook dit verhaal verdient wat meer details, die ik wel eens elders in rieke.brussels vertel, want die waren bepalend voor …

Mijn tiende verhuis

Zo verhuisde ik dus in januari 1989 naar het Cabinet de Monsieur Guy Levacq, Échevin des Espaces Verts, de la Jeunesse et de l’Économat. Het bureau was gelegen in de Nieuwbrugstraat, boven de garage van de Groendienst.

Het gevolg van mijn tijdelijke “overplaatsing” naar het kabinet van de Schepen voor Jeugd was, dat ik tegelijk kabinetsmedewerker was, maar ook animator-coördinator voor de animators van de Jeugddienst.

Bovendien werd mij ook “toegestaan” om me verder te ontfermen over het festival BROSELLA Folk & Jazz, dat ik in 1977 had gesticht. Al was er toch weer een zoveelste poging geweest om het van mij te ontfutselen … Hierover elders meer …

Maar dat alles, samen met het overlijden van mijn vader, gaf zo’n overladen takenpakket, dat ik er toen onderdoor ben gegaan. Er werd in die tijd nog niet veel gepraat over “burn-outs” of “depressies”, maar ik zat daar plotseling wel heel diep in …
zie hierover “1992: Mijn Burn-out werd Mijn Depressie”

Mijn elfde verhuis

… kwam er na een maandenlange periode van ziekteverlof en het ging gepaard met “heel hard aan mezelf werken” om verder uit die depressie te geraken. Er werd niet veel gedaan om het mij gemakkelijk te maken. Wel in tegendeel. Na redelijk gespannen gesprekken bij de schepen mocht/moest ik terug naar de Jeugddienst, die ondertussen opnieuw op het Vossenplein in de gebouwen van de oude brandweerkazerne gevestigd was, in de totaal gerestaureerde zolderverdieping. Daar moest ik dan de directeur vervangen die in ziekteverlof was om niet meer terug te komen. “Zijn” secretaresse was ook ziek om niet meer terug te komen. Bovendien hadden sommige “collega’s” mij ook liever niet zien terugkomen …

Ook hierover kan je elders in rieke.brussels meer terugvinden in de stukjes over
“De VILLE de BRUXELLES”

 

0
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser, tu m’vires”

Les Tribulations de Monsieur Albert de la Montagne

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser,
tu m’vires”

Op een dag, ik zat in mijn bureau op het Willemsplein te Laken, op het tussenverdiep en ik was in gesprek met iemand aan de telefoon, toen ik plots opgeschrikt werd door gebulder en getier in de traphal.  Onze collega, Lucette, schreeuwde uit volle borst, zodat iedereen het goed kon horen: “Maint’nant qu’tu peux plus m’baiser, tu m’vires”.  Ik verontschuldigde mij vlug bij de persoon aan de andere kant van de lijn met een smoesje “dat er een ongeluk gebeurd was in de gang en dat de persoon die van de trappen gedonderd was beneden lag te gillen en dat ik wel zou terugbellen, maar dat ik eerst ging zien of ik niet kon helpen”.

Ik heb altijd met mijn deuren open gewerkt en in dit geval was dat even schrikken.  Ik zag de van razernij brullende Lucette de trap af strompelen met een kruk – ze was wel degelijk van de trap gevallen (of gegooid ?), maar niet vandaag – en tieren en roepen als een viswijf.  Achter haar slofte onze beduusde baas met haar mee tot ze de deur uit was en hij even op adem kon komen.  Hij kwam met het gezicht van een pas gestraft klein kind terug naar boven en keek even mijn richting uit met de blik van een geslagen hond.  Ik vertelde hem dat ik iemand aan de telefoon had, maar dat ik het gesprek vlug had afgerond en de telefoon neergelegd.  Daarna vroeg ik hem: “Est-ce qu’on pourrait une fois se parler ‘entre hommes’, pas comme patron et sousfiffre ?”  “Demain matin, je viens dans ton bureau”, klonk het verveeld.  Weg was hij, bijna letterlijk met zijn staart tussen zijn benen.

’s Anderendaags kwam hij nogal vroeg in de morgen mijn bureau binnen gestapt.  Hij leek iets minder beduusd, maar toch nogal onzeker.  Achteraf bekeken geloof ik dat hij een beetje ongerust was over het verloop van ons gesprek.  Misschien terecht, want ik was wel goed voorbereid.  Dit kon ik niet laten voorbijgaan.
Ik ging van wal: “Je sais que tu vas toujours te plaindre à mon sujet chez le directeur du Service du Personnel et que tu lui dis que je me mêle de ta vie privée, mais si tu venais un peu moins la foutre sous mon nez constamment … ”
“Comment ?”, was het enige wat hij kon uitbrengen.
“Quand je commençais à la Ville, je ne m’imaginais pas que j’allais devoir remonter le moral de ‘Mieke Pistolei’ qui venait pleurer dans mon bureau parce que tu l’avais insultée devant tout le monde”. “C’est qui ça, ‘Mieke Pistolei’ ?”  “C’est comme ça qu’Annie et moi on appelait Madame Beulens, van ‘De Bekkeraa van Stroembeik’, ça te dis rien ?”  “Elle s’est occupée de l‘éducation de tes fils pendant que toi tu passais ton temps dans les bistrots où je devais venir te chercher lorsque quelqu’un te demandait pour le travail et puis tu l’engueules comme du pus devant tout le monde et alors elle venait pleurer chez nous, dans notre bureau.  Moi je n’avais pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée …  J’étais à peine une semaine ou deux à la Ville.”
“Et puis, quelques années plus tard on embauche une dactylo au Service de la Jeunesse … et voilà qu’elle devient ta copine … d’accord, vous étiez tous les deux libres et je ne dois pas me mêler de ça … mais quand tout à coup elle prend des allures de ‘Directrice’, là, c’est pas moi qui m’occupes de ta vie privée, c’est elle qui s’occupe de moi”.
Er kwam geen gebenedijd woord meer uit.  En dan kwam ik met de genadeslag:
“Entre temps tu vas chercher une pute dans un bordel, tu en fais une animatrice et tu la baises quand tu veux … et puis elle vient nous raconter les saloperies que tu fais avec elle … encore une fois, je n’ai pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée … tu sais pas aller jouer ailleurs avec ta queue ?”
Ik dacht dat hij ging opstaan en weglopen met slaande deuren, maar in de plaats daarvan trachtte hij dit laatste nog goed te praten : “J’ai fais ça pour la sauver”.
Ik moest me inhouden van lachen en zei “à mon avis, ça c’est une faute de frappe …
pour la sauter tu veux dire ?”

2
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 1

Zonder Vandergoten

Je houdt het niet voor mogelijk …
maar het aantal keer dat ik van bureau ben verhuisd toen ik aan de Stad Brussel werkte overtreft de meest wilde schattingen. Dat was alleszins ook niet bevorderlijk om een efficiënte dienst aan de bevolking te bieden. Maar ja, je moet je dan ook afvragen: “Is dat ooit een bezorgdheid geweest van het Brussels bestuur in het bijzonder en van onze Belgische en Vlaamse overheden in het algemeen ?”

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel

Mijn eerste stappen aan de Ville de Bruxelles zette ik in een klein maar fijn lokaaltje op het nummer 11 van de St.-Katelijnestraat, la Rue Sainte-Catherine. Ik deelde daar toen een sfeervol bureautje, met houten lambrisering, en visgraten parket, met één vrouwelijke collega.

Ons bureau bevond zich op de eerste verdieping, rechtover de plaatselijke afdeling van de arbeidsbemiddeling. Dagelijks stonden honderden mannen en tientallen vrouwen daar file te doen om hun “dopperskaart” te laten afstempelen: dat was toen nog verplicht voor werkzoekers. Ze werden er in de gaten gehouden door een politieman in uniform en soms stond er ook een agent in burger, met stempelkaart en al, gewoon mee in de rij, omdat die daar “iets” op het spoor was. Ik herinner me dat er eens een undercoveragent in de file stond, die ik kende van op BROSELLA. Toen waren er nog jaarlijks twee agenten in burger van dienst op het festival: één van “la brigade anti-stup” en één van “la brigade anti- pickpocket”. Dat heeft wel af en toe positieve resultaten gegeven, maar daarover zal ik het later misschien nog wel eens hebben. Na het fameuze Octopusakkoord (7 december 1998) was die samenwerking afgelopen. Met de “gefusioneerde” politie was er geen contact meer, niet met de jeugddienst en niet met de dienst cultuur. De agent in burger in de doppers file maakte me in niet mis te verstane lichaamstaal duidelijk dat ik “hem niet kende”. Ik begroette hem dus niet, die dag …
Later vertelde hij me dat hij in die file een bende autodieven had kunnen klissen.

Er waren ook wel eens van die luidruchtige ambetante kadeekes die aan hun nieuwsgierigheid niet konden weerstaan en onze deur openduwden om eens te kijken of er daar niet iets interessanters te beleven viel dan in die rij aan te schuiven. Geen moeder die eraan dacht om hen te berispen. Nu ja, op ontdekking gaan in de grote wereld, we hebben het allemaal wel gedaan, veronderstel ik. Over het algemeen was het niet eens echt storend: als het kind zag dat er daar iemand zat, ging het vlug lopen.

De Jeugddienst van de Stad Brussel bestond toen uit drie ambtenaren: 3 !!!.
Onze “baas”, de Conseiller à la Jeunesse, had zijn bureau een verdieping hoger, net boven ons: iets groter dan het onze, met mooie eiken meubels, een glazen asbak met bijhorend sigarenkistje en … een ijskast.
Hij was er omzeggens alleen ’s morgens, maar ook dat was geen zekerheid. In de namiddag was er veel kans dat je hem kon vinden in een van de herbergen in de buurt, waar hij samen met een paar collega’s van andere diensten van de Ville de Bruxelles “in vergadering” was. Ik ben hem dikwijls genoeg moeten gaan zoeken, wat niet altijd eenvoudig was, want ze veranderden regelmatig eens van tent, na de een of andere ruzie met de herbergier omwille van onbetaalde “poef”.

Helemaal aan de andere kant van het gebouw was er ook nog een magazijn waar de Jeugddienst “pedagogisch materiaal” stockeerde voor de speelpleinwerking. Het bevond zich naast een in onbruik geraakte, prachtige zaal, vlak achter de oude Sint-Katelijne kerktoren.
Die zaal had nog gediend als refter voor het personeel van de vroegere stedelijke waterdienst. Na de speelpleinen was het er een rommel van jewelste, want de hoofdmonitoren waren allemaal zo bekaf aan het eind van een hele maand met kinderen spelen, dat het er niet meer bij kon om het materiaal in goede orde terug op zijn plaats leggen.

Mijn eerste verhuis

Mijn eerste verhuis was van zeer korte duur. We kregen een bureautje op de achtste verdieping in het onlangs verlaten Administratief Centrum aan de Anspachlaan. Daar zaten alle collega’s van de toen pas opgerichte Dienst Openbaar Onderwijs, Schone Kunsten èn Jeugd. De Adviseur voor de Jeugd bleef in zijn vertrouwde biotoop: de buurt van de Vismarkt, de Oude Graanmarkt en de Vlaamse Steenweg. Daar waren de cafeetjes waar hij graag vertoefde.

Al het personeel van de Stad Brussel werkt nu in het nieuwe “Brucity” gebouw : het nieuwe Administratief Centrum  opende zijn deuren op maandag 12 december 2022. Zelfs de kabinetten van de schepenen verhuisden naar daar en verlieten het stadhuis op de schoonste Grote Markt van België.
Inwoners van Brussel kunnen nu voor administratieve zaken terecht in de Hallenstraat 4 – 1000 Brussel.

Mijn tweede verhuis

Er was toen een strijd “om leven en dood” aan de gang tussen de Directeur van de sectie Schone Kunsten en Jeugd en de Adviseur voor de Jeugd, die hoopte dat zijn “deel van de sectie” een afzonderlijke dienst zou worden, zodat hij er de functie van directeur kon krijgen. De Adviseur was blijkbaar weer aan de winnende hand. Daarom moest ik terug naar de Sint-Katelijnestraat 11.

Ik werd in dat “spelletje” heen en weer geslingerd tussen de “Administratie” en de “Animatie”.
Mijn toen nog enige collega was van de dienst Sociale Zaken en Sport overgeheveld naar Schone Kunsten en Jeugd: zij kreeg een vaste stek – voorlopig toch – in de Anspachlaan.
Van mij werd verwacht dat ik zou meewerken aan het ontstaan van die afzonderlijke Jeugddienst. Alleen werd mij daar niets van verteld, want mijnheer de Adviseur voor de Jeugd was bang dat ik bij de eerste de beste gelegenheid “zijn plaats” zou willen innemen. Wist ik veel. Ik stond daar niet bij stil, was te naïef om daar allemaal aan te denken, was vooral bezig met wat ik zoal allemaal kon doen om de jongeren een interessante vrijetijdsbesteding aan te bieden. Ik had tenslotte voor deze job gekozen omdat ik dacht dat ik daar iets kon doen om de jeugd te helpen in deze steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Terwijl hij er zich blijkbaar ongerust over maakte dat ik feitelijk over heel wat meer troeven beschikte om zijn plaats in de hiërarchie van een eventuele autonome Jeugddienst op te eisen. Hij had een diploma van onderwijzer, specialisatie lichamelijke oefening. Hij was eigenlijk aangesteld in een school, maar werd daar weggehaald omwille van “grensoverschrijdend gedrag”, zoals men dat nu zou noemen. Er waren namelijk klachten van ouders over handtastelijkheden in de kleedkamers van de turnzaal. Als “beloning” gaf men hem de opdracht om die Jeugddienst op te richten waar men van in 1965 op Europees niveau al over sprak, maar waar in 1975 nog steeds niets van gekomen was.

Mijn derde verhuis

De volgende verhuis ging richting Keizerinnelaan: op de vierde verdieping van het gebouw van de Bank van Breda, schuin tegenover de kathedraal van Sint Michiels en Sint Goedele, werd de afdeling Inspectie van de Service de l’Enseignement, samen met Schone Kunsten en Jeugd samengebracht.
De inspecteurs van het lager onderwijs van de Stad Brussel hadden hun bureaus links als je uit de lift stapte. Het administratief personeel van de Service des Beaux Arts et de la Jeunesse hadden hun bureaus aan de kant van de gang.
Blijkbaar had de Directeur van die administratie het pleit weer gewonnen bij de Directeur-Generaal en kon de Adviseur het niet Verhelpen (opgepast voor de woord-speling) dat ik, toen nog de enige animator van de Jeugddienst, een bureau moest krijgen bij de administratie. Door die interne strijd tussen Administratie en Animatie van de Jeugddienst moest ik echter al spoedig weer naar de St.-Katelijnestraat 11, want de ‘Jeugdanimatie’ moest zogezegd gescheiden worden van de Administratie van de Dienst. Dat was toch het argument dat werd gebruikt om dit te bewerkstelligen. Ondertussen weten we wel beter.

Mijn vierde verhuis

Terug naar de Sint-Katelijnestraat …

Ik weet nog dat ik een tekst op mijn deur had geplakt:
“Retour rue Ste. Catherine. Si ton chemin passe par le ‘start’, tu touches 4.000 francs”.
“T’as un humour qui plaît pas à tout le monde” was de reactie van mijn baas van de Jeugdanimatie. Hij had blijkbaar nog niet door dat ik hun “spelletje” wel door had.

Daarna bleef het een tijdje rustig op verhuisgebied …

Ik zat daar maanden helemaal alleen in mijn bureautje in de Sint-Katelijnestraat … als ik niet in buitendienst was, “service extérieur”. De conciërge kwam heel af en toe eens met een stofvod langs en met een dweil rond mijn bureau laveerde ze ook tussendoor wel eens: “een natte vod is niet gezond voor parket” zei ze, als ik haar daarover aansprak …

Op een dag kwam de Adviseur in spe me iemand voorstellen die blijkbaar mijn nieuwe en voorlopig enige collega van de Jeugdanimatie zou worden. “Voici ton nouveau collègue, Alain Bruelemans, Animateur Audio-Visuel”. Dat was dus de functie van mijn nieuwe collega, want al had hij een diploma van onderwijzer, hij had voordien vooral in de privé voor de chansonnier Philippe Lafontaine gewerkt en ook voor Lou Deprijck (van de Hollywood Bananas). We schoten onmiddellijk zeer goed met elkaar op. Hij had blijkbaar ook “un humour qui ne plait pas à tout le monde”, zoals mijn baas al eens tegen me zei.

We kregen een automatisch antwoordapparaat ter beschikking, waar we een boodschap op ingesproken hadden voor als we “op buitendienst” gingen :
“Nous ne sommes pas absents … nous sommes présents ailleurs”

Alain Bruelemans et moi
sont devenu deZamis pour toujours … Vrienden Voor Het Leven.

vijfde verhuis … zesde verhuis … zevende verhuis …

wordt vervolgd

4
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1998 – SKY WALKINSTIK – Man Alone

SKY WALKINSTIK Man Alone

We vliegen even terug naar 24 augustus 1998

Het was een waar genoegen en een privilege van toen met deze Noord-Amerikaanse Indiaan naar het speelplein in Beersel te gaan om de Brusselse kinderen in contact te brengen met een èchte Indiaan, een Native North-American Indian.
Hij heeft hen ook heel wat kunnen vertellen. Zelfs al was hijzelf bijna helemaal doof.

Enkele weken eerder belandde de bloemiste van het bloemenwinkeltje in Zemst met hem bij ons thuis. Helemaal onverwachts. Om mij te vragen of ik haar niet kon helpen om voor hem wat lucratieve activiteiten te vinden, samen met de VZW “Brotherhood” uit Aarschot.
Toen hij, gezeten in de sofa, begon te vertellen wie hij was, waar hij vandaan kwam en wat hij zoal allemaal al had meegemaakt, hing ik aan zijn lippen …
en hij aan de mijne, want hij luisterde met zijn ogen. In het “liplezen” was hij even sterk als in het fluitspelen. Fluiten bouwen deed hij ook. En wel op de traditionele methode.
Hij gaf me ook een cassette met een live opname van blues muziek.
Ik was “verkocht” !

Maar wat we bij de kinderen op het speelplein in Beersel deden, was helemaal iets anders.

“Dat is geen echte Indiaan” zeiden sommige kinderen, “want hij is niet te paard en heeft geen vogelveren op zijn hoofd”. Toen ik dat voor hem vertaalde, moest hij eerst lachen vooraleer hij de kinderen uitlegde “I’m not a Hollywood Indian” en dat hij opgegroeid was in een bosrijk deel van Amerika en dat het niet aangewezen was om met veren op je hoofd onder de bomen door te rijden op een paard.

Dat ze hem niet voor echt namen omdat zijn “Squaw” niet meegekomen was, vond hij minder aangenaam. Hij legde de kinderen uit dat ze dat woord beter niet meer gebruiken omdat het een belediging is naar Indiaanse vrouwen toe: het komt zowat overeen met “hoer”. Het waren allemaal kinderen tussen de 10 en 12 jaar … en het werd hen allemaal vergeven.

Biografie

Op 5-jarige leeftijd begon Sky zijn muzikale opleiding op een oude vleugelpiano onder begeleiding van zijn overgrootmoeder. Ze leerde hem klassieke muziek en liturgische gezangen, maar ook Indiaanse fluitliederen en melodieën, en als volwassene breidde Sky dit repertoire uit met folk en blues.
Nadat hij had gestudeerd en gewerkt met onder andere Sam “Lightning” HOPKINS, “Mississippi” John Hurt en Jesse FULLER, concentreerde Sky zich tijdens zijn vroege carrière op folk- en bluesmuziek. In de jaren 1950 en 1960 verdiende hij de kost door met zijn muziek over de hele wereld te toeren. In 1969, kort na zijn laatste publieke optreden in de “Drinking Gourd” in San Francisco, kreeg Sky een ernstig traumatisch ongeluk waardoor hij bijna volledig doof werd.

In 1989, na 20 jaar van muzikale stilte en lijden, herontdekte Sky een oud deel van zijn muzikale erfgoed, de betoverende muziek van de Indiaanse fluit. Ter nagedachtenis aan zijn lessen en zijn voorouders begon hij fluiten te maken op de traditionele manier en deze heilige instrumenten, de muziek van het hart, te bespelen. De magische resonantie van dit traditionele instrument begon de spirituele leegte, veroorzaakt door zijn doofheid, te helen. Dit jaar markeerde een nieuw begin toen Sky terugkeerde op het podium en het Napa Valley Folk Festival opende met de prachtige hymne “Zuni Sunrise”. Drie jaar later, in 1992, kreeg Sky op hetzelfde festival een unieke staande ovatie van het publiek dat zijn optreden toejuichte.

SKY is nadien weer gaan toeren en componeren. In 1992 nam hij zijn eerste Native American fluitcollectie op: SKY “Cherished Memories and New Beginnings”. Erkend als meester gitaarbouwer van cederhouten fluiten en een volleerd artiest, brengt zijn muzikale repertoire een nieuwe en ontroerende stem aan de Indiaanse fluit, een instrument van het hart. Hij trad ook op in Indiaanse festivals, folk concerten en sociale evenementen, vooral in het westen van de Verenigde Staten.

SKY won ook de eerste milieuprijs van Californië (1979) voor zijn belangrijke werk aan zonne-energiesystemen en een prijs van de Verenigde Naties voor zijn humanitaire werk met de Navajo bevolking op Big Mountain, Arizona (1978).

De Indiaanse fluit

De Indiaanse fluit is uniek omdat ze een “dubbele kamer” heeft. Ze zou ook alleen bestaan op het Amerikaanse continent. Het is zo oud dat de oorsprong alleen te vinden is in enkele van de oude en pittoreske “Lodge verhalen” van de Amerikaanse Indianen. Deze verhalen kunnen echter niet worden gebruikt om de oorsprong van de fluit te dateren … Net als de fabels is de fluit van grote ouderdom. De bekendste van deze fabels zijn de “Spechtverhalen” van de Prairiestammen en de Fabels van “Kokopelli en Mahu” van de Zuidwest-Amerikanen.

Hoewel de fluit vaak de “Liefdesfluit” wordt genoemd, die gebruikt werd bij verkering, was het primaire gebruik voor persoonlijke meditatie en om vreugde uit te drukken. Later evolueerde ze tot een “courtine” instrument en werd gebruikt tot 1890. Er wordt gezegd dat de missionarissen het gebruik voor alle Indiaanse ceremonies verboden. Dit vanwege het geluid dat het voortbracht, bijna vergelijkbaar met dat van de panfluit. De missionarissen beweerden dat de Indianen daarmee de heidense god ‘Pan’ aanbaden. Ironisch en tegenstrijdig genoeg verboden de missionarissen op sommige plaatsen de fluit met deze “diepe gedachte”: ze vonden het oneerbiedig om de dames het hof te maken met “Gods instrument”.

 

 

 

7
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1975 – Mijn Eerste Stappen Aan De Stad Brussel

Mijn Eerste Stappen Aan De Stad Brussel

Nooit zal ik vergeten hoe ik voor het eerst dat bureautje binnenstapte.
De emoties die me overvielen waren te vergelijken met de spanningen van een examen, de angsten van een eerste zwemles.

Ik weet nog goed hoe ik in de Sint-Katelijnestraat op het nummer elf binnenstapte en me al onmiddellijk afvroeg of ik wel op het juiste adres was. Ik ontdekte een bode in een sas achter een half-glazen deur en vroeg hem waar de Jeugddienst was. De man antwoordde wel heel vriendelijk “au premier étage, monsieur” en drukte op de knop om de lift te bestellen. Dat was toch al een geruststelling.
Toen de lift halt hield op de gelijkvloerse verdieping stapte ik in een soort oude houten kooi met muffe geur en drukte op het knopje waar een één wit op zwart ingegrift stond. Ik had nog ruimschoots de tijd om mijn spanning onder controle te krijgen vooraleer ik op de eerste verdieping aankwam.
Ik belandde in een gang met eiken lambriseringen met daarboven ooit nog lang geleden wit geschilderde muren tot aan een wel vier meter hoog plafond. Ik klopte schuchter op een deur die me de goeie leek omdat er in zwarte letters op een niet meer zo frisse aluminium plaat “direction – directie” geschreven stond. Ik wachtte op het korte “oui” en schoof schoorvoetend binnen.
Toen kwam ik terecht in een grote ruimte met één grote eiken bureau waarachter een witharige statige heer gezeten was in een mooie lederen zetel met armleuningen. Ik mocht rechtover hem plaats nemen in één van de twee stoelen zonder leuningen van waaruit ik een paar grote kaders kon ontwaren met afbeeldingen van sportlui in volle actie. Ik herinnerde me nog lang zeer goed de mooie ets van een speerwerper, al wist ik niet meer welke kunstenaar er de auteur van was.  De “baas” heette me welkom maar had niet veel tijd om veel uitleg te geven, “dat komt later wel” zei hij.  Nu moest hij dringend weg.
“Uw collega in het bureau op de tussenverdieping zal u wel de eerste en belangrijkste inlichtingen geven”.

Ik was aangeworven in een soort van vervangingscontract zoals er toen heel wat bestonden. Een zeer vooruitziende opsteller had verlof zonder wedde genomen om informatica te gaan studeren. Toen al. dus, ècht vooruitziend!
Van mij werd echter niet verwacht dat ik aan een bureau zou blijven zitten.  Ik moest in tegendeel de straat op – de wijken in – en gaan praten met de jongeren die in de parken en speelpleinen vandalenstreken uithaalden. Mijn opdracht bestond erin om uit die gesprekken voorstellen te distilleren waarmee “de baas” dan naar “de politiek” kon stappen, om iets te doen aan dat vandalisme.

Maar de eerste, meest praktische zaken, zou mijn enige vrouwelijke collega dus wel uit de doeken doen, zodat ik wist wat ik moest doen als ik ziek was, of als ik verlof wou nemen en dergelijke meer.
De “baas” begeleidde me tot aan de deur van haar bureau, stootte die open, stak zijn hoofd binnen en stelde me aan haar voor met de woorden: “ton nouveau collègue”.  Hij gaf haar ook nog kort de instructie om me op de hoogte te brengen van de administratieve plichtplegingen en was er meteen daarna vandoor.

Nu stond ik daar, in een gezellig ogend kantoortje. Het donkere wat grijzig en versleten parket leek wel naar een laagje boenwas te snakken. Een namaak houten, cognackleurige lambrisering deed denken aan de jaren vijftig. Een schuchtere bibliotheek met dikke glazen legplanken verborg zich in een ingebouwde vitrine met een spiegel op de achterwand. De metalen meubelen verbrodden het geheel: ze pasten daar als hoge hakken op het strand.  Ook de twee – eveneens metalen – grijsgroene kaki bureaus stonden daar te vloeken van ’t kan niet meer.  Een redelijk omvangrijke vriendelijke dame heette me glimlachend welkom.  Ze toonde me de plaats die voortaan, toch voor een tijdje, de mijne zou zijn: rechtover haar mocht ik gaan zitten, oog in oog, bureel tegen bureel, met mijn rug naar de straatkant, waar een groot raam veel licht door stoffige ruiten liet binnenvallen, waardoor de grijzige schijn van het parket nog beter tot zijn recht kwam. De kennismaking verliep zeer vlot.  Nu was ik pas echt helemaal opgelucht.

De verantwoordelijke van de dienst was niet meer te bespeuren.  Niet dat ik mij aan een fanfare of een ontvangstcomité had verwacht, maar toch, een mens denkt toch dat hij bij een nieuwe job eerst en vooral kennis zou maken met de baas. “Hij had het druk en zou zo spoedig mogelijk – misschien vandaag nog – eens langskomen om me te begroeten”, trachtte de vriendelijke dame me gerust te stellen.  Misschien zag ze aan mijn houding dat ik dat toch maar eigenaardig vond van me alles door de secretaresse te laten uitleggen. En niet door de baas.

Later zou ik wel maar al te goed begrijpen “hoe druk” hij het had: telkens mijn vriend Herman Pint me voordien aan “de baas” had willen voorstellen had hij het al “zeer druk” en hij was telkens weer te beschonken om zich te herinneren van waar hij me reeds kende.

De vriendelijke dame, die ongehuwd bleek te zijn, was er blijkbaar op uit om direct goede vrienden te worden met haar nieuwe collega.  Ze vertelde me ook meteen hoe tevreden ze was dat men haar destijds had verwittigd dat ze moest oppassen voor haar nieuwe baas, dat hij bekend stond als een laffe, onbetrouwbare figuur, die over lijken ging om zijn ambities te verwezenlijken. Ze wilde haar nieuwe collega dan graag eveneens op zijn hoede stellen en zei dat ik haar hiervoor later ook wel dankbaar zou zijn. Nu is het nog steeds niet duidelijk of dat wel zo is. Ze had me misschien beter niet zo goed ontvangen en in tegendeel naar huis gestuurd, want wat haar “baasje” betreft, had ze meer dan gelijk. Ze besefte misschien niet in welke mate ze gelijk had en hoeveel erger het nog was dan wat ze zich had voorgesteld. Of wist ze nog zoveel meer? Misschien durfde ze het nog niet allemaal ineens te vertellen?  Misschien kon ze het allemaal zelf ook niet geloven?  Zo erg was het eigenlijk allemaal.
Maar “wat niet weet niet deert” zeker …
Maar ook: “bezit van ‘discrete’ informatie geeft macht”.
Misschien was het haar toen al daarom te doen: “macht”.
Daar zou ik later nog wel een staaltje van leren kennen …

19
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

SURVIVAL in SARAJEVO

SURVIVAL in SARAJEVO

Op 6 april 1992 begonnen de beschietingen van de Bosnische hoofdstad Sarajevo, het begin van een bloedige belegering die maar liefst 46 maanden zou duren. De beelden die we nu zien in Oekraïne – dode mensen op straat, burgers in schuilkelders of op de vlucht – doen sterk denken aan de oorlog in Bosnië.
In januari 1994 trad Luitenant-Generaal Francis Briquemont gedesillusioneerd af over de passiviteit en het onvermogen van de VN, waarbij hij zich beklaagde over de enorme kloof tussen de VN-resoluties, de (on)bereidheid om deze te handhaven en de ontoereikende middelen die aan de VN-commandanten ter beschikking werden gesteld. (F. Briquemont, “Do something, general” Icarus, 1998
Op 14 december 1995 werd het Verdrag van Dayton of de Akkoorden van Dayton (officieel: General Framework Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina) getekend, het vredesverdrag dat een einde maakte aan de Bosnische Burgeroorlog.

De grootste etnische zuivering voltrok zich in Srebrenica op 11 juli 1995.
Daar zijn door Bosnisch-Servische milities op één dag meer dan 8000 personen, voornamelijk mannen met als etnische achtergrond Bosniak, vermoord. Veel van de betrokkenen werden uiteindelijk berecht door het Joegoslavië-tribunaal. Het werd na de etnische zuiveringen in de Tweede Wereldoorlog als een van de gruwelijkste daden in Europa gezien.

LA BENEVOLENCIJA

Luc Van NOTEN en ikzelf trokken, “in naam en in opdracht” van de para-communale VZW “Jeugd in Brussel” van 7 tot 11 februari 1997 naar SARAJEVO om er, samen met die organisatie en het UPJB (Union des Progressistes Juifs de Belgique), een “Culturele Uitwisseling” tussen Brussel en Sarajevo op poten te zetten in de Stad BRUSSEL.
We zouden allerlei activiteiten organiseren rond een tentoonstelling van foto’s van

Edward Serotta.

Het buitengewone verhaal van een handvol Bosnische Joden en hun heldhaftige pogingen om hun vrienden en buren in Sarajevo te beschermen en te redden: Moslims, Serviërs en Kroaten.

Sarajevo

Op vrijdag 7 februari 1997 vertrokken we naar Sarajevo via Zürich en op dinsdag 11 vlogen we terug vanuit Sarajevo via Zagreb en Frankfurt. We beleefden er zeer leerzame dagen. Spijtig genoeg was ons verblijf er te kort om echt dieper in te gaan in onze contacten met de mensen van het plat gebombardeerde Sarajevo.

Maar we kregen er toen wel een resem lessen in Humanitas !!!

Ik hoop later eens een afzonderlijke blog te kunnen wijden aan ons verblijf in Sarajevo na die oorlog in Bosnië.
Maar ook aan de “perikelen” die we meemaakten toen we
die activiteiten rond Sarajevo wensten te organiseren bij de Ville de Bruxelles … omdat er ons allerlei “typisch Belgische/Brusselse obstakels” in de weg werden gelegd.

 

Ook toen dacht men dat zoiets in Europa niet meer zou gebeuren …
tot de Russische invasie van Oekraïne op 24 februari 2022, toen Rusland buurland Oekraïne binnenviel vanuit meerdere kanten in een grote escalatie van de Russisch-Oekraïense oorlog die eigenlijk sinds 2014 gaande is …

En EUROPA weet nog steeds niet hoe het met zulke onmenselijke toestanden moet mee omgaan …

sinds de Val van de Muur in 1989

 

0
De VILLE de BRUXELLES/POLLEN & SOKKEN
0 Comments

“De Macht van het Weigeren”

“De Macht van het Weigeren”

Die bedenking maakte ik me al toen ik nog aan de Ville de Bruxelles werkzaam was.

“Macht” bestaat in allerlei vormen, hoedanigheden en formaten. Afhankelijk van hun plek en hun functie in de hiërarchie hebben ook (lagere of gewone) ambtenaren, bedienden of werklui soms wel de neiging of de drang, om te tonen dat zij “meer Macht” hebben dan jij. Want zij kunnen je soms met plezier “iets weigeren”. Dat ze daartoe soms de regels aan hun wensen aanpassen of volgens de letter (à la lettre) doen respecteren is dan een handige tactiek.

Drie voorbeelden slechts
uit rijke gemeente- en stadsarchieven :

1-
Zo had onze buur de brute pech van met dat soort ambtenaren te maken te hebben toen hij een dakkapel wou bijbouwen aan het dak van zijn achtergevel. Geweigerd omdat hij zo zou kunnen binnenkijken bij de buren. Zijn repliek, dat er langs de achterkant van zijn huis helemaal geen buren zijn, werd meteen weerlegd door het argument dat die er nog zouden komen, want er is een bouwplan goedgekeurd, een project (van een bevriend Immo bedrijf /;-). Dat de bewoners van dat appartementsgebouw dan wèl zouden kunnen binnenkijken bij onze buur, was geen punt.

2-
Toen wij, begin jaren ’80, de plannen indienden om ons huis te verbouwen, waarvan het oudste notarisdocument dateert van 1772, werd ons project geweigerd door de bevoegde ambtenaar, die vond dat “dat gangske tussen uw huis an dat van de buur, dat wordt niet meer gedaan, hé, meneer”. Het zou ons duizenden franken hebben gekost om daarop in te gaan: de oorspronkelijke balken waren te kort en dus goed voor ’t stort; veel meer vierkants meters dakpannen; gedwongen muurovername van de buur; en wie weet wat er ons nog allemaal te wachten stond. In ieder geval: voor ons onbetaalbaar. Toen kwam er een ongelooflijk creatief compromis uit de bus: dakgoot doortrekken tot bij de buur en een deur onder die dakloze dakgoot …

3-
De jeugddienst beschikte toen over twee autobussen, waar zowel jong als oud gebruik van kon maken om uitstapjes te doen. Om leerlingen naar de gemeentescholen te brengen en af te halen werd een “bevriend” busbedrijf een jaarlijks contract gegund. Toen de schepen voor jeugd weigerde van een bus ter beschikking te stellen van een plaatselijke voetbalclub, was de schepen voor sport daar niet gelukkig mee, want hij had die gastjes beloofd dat zijn collega daar wel voor zou zorgen aangezien ze van dezelfde partij waren. Toen wij, animators van de jeugddienst vroegen om een sportzaal van de stad te mogen gebruiken voor een minivoetbal tornooi, werd ons de toegang tot die stedelijke infrastructuur geweigerd.
“Ik niet met uw bus? Dan jij niet in mijn sportzaal! Nah!!!”

 

1