De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1972 1121 – – – VERGADERING : situatiegebonden testsituatie … BlaBlaBla …

VERGADERING – – – 1972 1121
BlaBlaBla

situatiegebonden
testsituatie
oriëntatie in de globaliteit
niet geïntegreerd
evaluatie
zwak – middelmatig
pubertaire acchterstand
kortsluiting
anamnese
men induceert vrees
Misvattingen in de communicatie
deontologisch gezien
multidisciplinaire problemen

Jef: “De levenslust is te leren leven met onmacht”

Jan : “… om de leraren ter wille te zijn”

 

 

0
De VILLE de BRUXELLES/POLLEN & SOKKEN
0 Comments

MR Blauw & MW Groen

MR Blauw & MW Groen

Terwijl MR Blauw en MW Groen al sinds 9 juni 2024 zitten ruzie te maken in de plaats van een regering voor ons geliefd BRUSSELS GEWEST samen te stellen, zorgen gewone werkmensen – met veel lagere lonen – ervoor dat de werven vooruitgang boeken in de straten van de hoofdstad van België, Europa en zelfs van Vlaanderen (al hebben die laatste nogal neiging om dat te vergeten).

Op stap in de stad op die zonnige dinsdag van 17 september 2024 zag ik ze overal aan het werk … sommigen kwamen van ver … sommigen ook nog voor een hongerloon …


Oude, verweerde gebouwen, waarvan enkele al een hele tijd verlaten werden zoals bij voorbeeld dit vroegere grootwarenhuis, worden eindelijk gerenoveerd en aangepast aan de nieuwe normen van duurzaamheid en kosten besparing (achteraf)

Over die leegstand* moeten we het toch ook nog eens hebben met MW Groen, want er staan heel wat vroegere winkelruimtes al lang leeg langs die fameuze “pietonier”

Vrachtwagens reden af en aan met materiaal om straten en fietspaden in verschillende kleuren te asfalteren

Binnenkort, namelijk op 13 oktober, mogen de inwoners van BRUSSEL STAD (voor wie niet vertrouwd is met de complexiteit van de stad BRUSSEL : sinds 1921 is dat Brussel, Laken, Neder-Over-Heembeek en Haren) gaan stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen.

Ik denk wel dat de eigenzinnige houding van sommige politici van Brussel een belangrijke rol zal spelen in de keuze van de Brusselaar. De meeste zijn zeer tevreden en zelfs blij met de autovrije zone.

 

Maar er is ook veel kritiek geweest over de laatste mobiliteitsplannen, de zogenaamde “Good-Move”. Aan de Stad Brussel is de Schepen van Mobiliteit en Openbare Werken even Groen als die MW Groen van het Brussels Gewest. Dat niet alle bewoners van het centrum gelukkig zijn met die “Good-Move” blijkt onder andere uit deze poster die de ronde deed :

Al dan niet terecht, maar er is letterlijk nog veel onheil neergedaald over “de handel en wandel” na die keuze voor een autovrije zone in een groot deel tussen Noord en Zuid : van De Brouckère tot Anneessens. Zo is er de …

*leegstand 

 

Misschien is dat niet alleen het gevolg van die zogezegde Good-Move, maar ook van de huidige economische conjunctuur. Toch zal het er zeker wel een grote rol in gespeeld hebben. Wanneer het over de horeca gaat, dan verwijst men algauw naar de covid-pandemie van enkele jaren terug. Maar al de andere KMO’s hebben ook hun klandizie zien verdunnen en vertrekken omdat ze nog moeilijk of soms zelfs niet meer tot ben hen geraken met de wagen, waarin ze vroeger hun boodschappen konden opbergen. Ik zie de fietsers niet in de meubelzaak een nachttafel of een sofa kopen om die dan op de, zij het elektrische, fiets mee te sleuren. Ik krijg altijd dat beeld voor ogen van een mens die een kostuum of kleed gaat kopen en dan met de kapstok in een hand op de fiets huiswaarts te rijden …

Mais bon …

“BRUSSELEIRS …  kiest vè de goei !!!”

Henri (RIEke) VANDENBERGHE 2024 0923

 

3
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

De Marollen

De Marollen

Er zijn verschillende meningen over de oorsprong van de naam “Marollen”

Die heeft misschien een religieuze oorsprong.
Volgens de traditie kwamen in 1691 de zusters Apostolinnen naar wat toen Bovendaal heette en nu de Montserratstraat, die men “het hart van de Marollen” noemt. Toen was dat een prostitutiewijk. De nonnen wilden “gevallen meisjes” verbeteren. Blijkbaar gingen ze door voor “marollen”, een volkse naam die het eerst gebruikt werd om de maricolenzusters aan te duiden, Mariavereerders waarmee de apostolinnen verwant waren. Al spoedig stond de straat bekend als op de Marollen.

De Marollen beperkte zich dus oorspronkelijk eigenlijk tot de Montserratstraat.
Daar woonde destijds Jacques Van der Biest (08/10/1929 Etterbeek-05/05/2016),
de pastoor die de mis voorging in de Miniemenkerk of de

Sint-Jans en Sint-Stevenskerk der Miniemen

Die kerk ligt verscholen achter een school van de Stad Brussel, het Athénée Robert Catteau, dicht bij het Poelaertplein.

Jacques Van der Biest was niet alleen de pastoor van de Miniemenkerk. Hij was een hevige verdediger van het pittoreske karakter van de Marollen, dat bedreigd werd door de rijkere handelaars van de Zavel. Omwille van zijn strijd tegen de “verzameling”, omdat de antiquairs van de Zavel begonnen winkels van brocanteurs te kopen en zodoende de identiteit van de Marollen in gevaar brachten, kreeg hij de bijnaam “Priester van de Marollen”.

De naam De Marollen is men trouwens al gauw gaan gebruiken voor het hele gedeelte van Poelaertplein, waar het justitiepaleis staat, tot het Vossenplein, waar de rommelmarkt, “den a mèt” of “de voddemèt”, hoogtij viert … en waar de oude brandweerkazerne staat.

Zowel justitiepaleis als brandweerkazerne zijn ontworpen door architect Joseph Poelaert

De Brusselse brandweer werd opgericht in 1800.

In 1806 vestigde de brandweer zich in een brasserie
aan het Anneessensplein, waar nu de Kazernestraat ligt.

Van 1863 tot 1982 was de generale staf van de pompiers gevestigd in het statige gebouw met kenmerkende toegangspoort, ontworpen door architect Joseph Poelaert (1859-1860), die later in de buurt ook het justitiepaleis zou ontwerpen.

In de periode 1985-1989 hebben de architecten H. Gilson et E. Henry de oude brandweerkazerne omgebouwd tot een appartementenblok, met winkelruimtes op de gelijkvloerse verdiepingen. Zo hebben zij toch ook het “brocante” karakter van de omgeving van het Vossenplein gerespecteerd.

RIE – 17/03/2024-12/08/2024

 

 

 

 

 

0
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

“Pour qui ils se prennent, ces Flamands ?”

“Pour qui ils se prennent, ces Flamands ?”

Eigenaardig genoeg is het vooral in verkiezingsperiodes dat het onderwerp “Vlamingenhaat” of “Walenhaat” weer volop aan bod komt in gesprekken onder Vrienden. Tussen de Gemeentelijke, die nog moeten komen, en de Federale, die voorbij zijn, praten we meer dan anders over de Gemeenschappen en de Steden. En, ’t is weer van dat …

Bij mij brengt dat dan ook weer enkele anecdotes uit mijn loopbaan aan de Ville de Bruxelles naar boven. Op vergaderingen gebeurde er altijd wel “iets” dat tegen de borst stootte.

Pour qui y’s’prennent, ceux-là ?

Zo was er die vergadering tijdens de lunch, waarbij een commissaris plotseling zei “Pour qui y’s’ prennent, ces Flamands ?”. Gezien ik gedurende de hele bijeenkomst alleen Frans had gesproken wist hij niet dat er een Nederlandstalige collega uit de Service de la Jeunesse rechtover hem zat.
Ik vroeg hem “Tu as des problèmes avec des Flamands?”
Hij was de verantwoordelijke commissaris voor de veiligheid op straatwerven.
Het zat hem dwars dat er op de signalisatie borden op een van die werven “TOEGANG VERBODEN – ACCES INTERDIT” stond. Waarop mijn vraag volgde: “Quel est le problème? Le texte est quand même dans les deux langues …” Zijn antwoord: “Oui, mais le Flamand d’abord! Pour qui y s’prennent ceux-là?”
Vrienden aan wie ik mijn reactie daarop vertel moeten altijd eens goed lachen.
Al toont het iets dat eigenlijk fundamenteel fout zit.
“J’ai une solution pour ton problème: si tu mettais le panneau à l’envers, tu aurais le Français au dessus et le Néerlandais en dessous … Wat denk je daarvan? … Je suis Flamand, ça te dérange?”
Dan plots sprak hij in ’t Brussels Vloms: “mo neije, mo ’t ès altaaid ’t aaigeste mettei Vloeminge”

 

C’est ça que vous voulez dire, Monsieur Vandenbergh ?

Op een andere vergadering, met het hele bestuur van het Departement Sport-Culture-Jeunesse, gebeurde er iets minder grappigs, maar zeker niet minder betekenisvol als het over de “taalgevoeligheden” gaat.
Al is de regel aan de Ville de Bruxelles, dat iedereen die het woord neemt, dat in zijn eigen moedertaal mag/kan doen,  sprak ik toch altijd Frans tijdens dergelijke vergaderingen. Anders moest je sowieso altijd van alles vertalen, voor diegenen die evengoed de taalpremie trokken, maar toch weinig uit de voeten konden met het Nederlands. En dat was toch alleen maar tijdverlies. Op die vergaderingen … die toch altijd al veel te lang duurden … met veel blabla …
Léon Zylbergeld was Docteur en Philosophie et Lettres (ULB), Directeur Général du Département Culture de la Ville de Bruxelles, Professeur à l’Université Libre de Bruxelles. Zijn adjunct-directeur had geen universitair diploma, maar was door de partij voorbestemd om Léon op te volgen. Ik had altijd al het gevoel dat dit een soort beloning moest zijn, omdat hij erin geslaagd was van de politici “uit de wind” te houden bij het Heizel drama (29 mei 1985). Maar goed: hij was wel heel goed tweetalig.
Zoals dat nog wel eens gebeurt, voelt “een meerdere”, soms de neiging om met plezier “een mindere” met een hoger diploma voor iedereen te kleineren, als hij daar de kans toe ziet.
En zo gebeurde het volgende …
Ik weet niet meer welk woord ik juist in het Frans had uitgesproken, toen hij voor iedereen de vraag stelde: “C’est ça que vous voulez dire, Monsieur Vandenbergh?”
Ik schakelde onmiddellijk over naar het Nederlands om mijn betoog, dat ik in het Frans begonnen was, gewoon verder te zetten. Zonder te reageren op zijn “aanval”. Gedurende de rest van de vergadering sprak ik alleen nog mijn moedertaal. Hij wou dan laten zien hoe goed tweetalig hij was … Bij elke fout die hij in het Nederlands maakte, deed ik altijd alsof ik “iets niet kon slikken”: ik kuchte, maar sprak gewoon verder, in het Nederlands, over het onderwerp waar we over bezig waren …
Ik herinner mij dat ik nogal veel gekucht heb en dat mijn collega’s snel door hadden welke boodschap ik daarmee wou overbrengen …

Ahlala …

Pour qui y’s’prennent, ces Flamands

 

0
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1997 0207-11 – – – Lessen in Humanitas in Sarajevo en Brussel

Lessen in Humanitas
in Sarajevo en Brussel

1997 0207-11

“In naam en in opdracht” van de para-communale VZW “Jeugd in Brussel” … trokken Luc Van NOTEN en ikzelf van 7 tot 11 februari 1997 naar SARAJEVO
met de bedoeling om er te onderzoeken of we, samen met LA BENEVOLENCIJA en het UPJB
(Union des Progressistes Juifs de Belgique),

een “Culturele Uitwisseling” voor jongeren tussen Brussel en Sarajevo op poten zouden kunnen zetten.

Op vrijdag 7 februari 1997 vertrokken we naar Sarajevo via Zürich en op dinsdag 11 vlogen we al terug vanuit Sarajevo via Zagreb en Frankfurt. Meer was ons door de Ville de Bruxelles niet gegund.
We beleefden zeer leerzame dagen in Sarajevo. Spijtig genoeg was ons verblijf veel te kort om dieper in te gaan op de vele fijne ontmoetingen die we daar hadden met mensen van het bijna totaal plat gebombardeerde Sarajevo. Mensen uit de politiek, maar ook uit de culturele sector: opera, toneel, film, jazz, wereldmuziek … Veel te weinig tijd om er echt van te genieten. Maar we waren er om te werken …

We kregen er wel een resem lessen in Humanitas !!!

We bezochten onder andere de Minister voor Jeugd in Sarajevo en stelden hem voor om uitwisselingen te organiseren tussen Brusselse jongeren en jeugd uit Sarajevo. Of om in Brussel stages te organiseren voor jongeren uit Sarajevo. Zijn antwoord was ontluisterend:
“Alstublieft, kom onze jeugd hier niet weghalen, want dan komen ze niet meer terug.”

“België heeft al heel veel gedaan voor Sarajevo” vertelde de man verder. “Er werd een kolossaal budget geïnvesteerd om ons opnieuw licht te verschaffen. Electrabel is hier elektriciteitskabels en -palen komen installeren. Allemaal Belgisch materiaal, door Belgisch personeel naar hier gebracht en afgewerkt. Nu hebben we weer licht in onze straten”. We moesten even slikken, want we hadden zijn discrete boodschap zeer goed begrepen: België had eigenlijk Electrabel gesponsord onder het mom van hulp aan Sarajevo. Geen inwoner van de stad heeft er werk gehad, geen mens heeft er een cent van gezien. De miljoenen gingen rechtstreeks in de kassa van Electrabel.

De Minister voor Jeugd van Sarajevo raadde ons ook aan om goed te kijken als we na de bijeenkomst uit zijn kabinet buiten kwamen: “De kerk en de moskee zijn intact. Onze opera, onze bibliotheek, onze theaters, onze musea, … die zijn allemaal plat gebombardeerd.”  Toen we weer op straat stonden zagen we inderdaad één kogelgat in de gevel van de kerk (van een schele scherpschutter?). Alle gebouwen daaromtrent waren plat gebombardeerd. Verderop zagen we ook dat de minaret van de moskee nog overeind stond.

Wat mij nog het meest getroffen heeft, was toen de man vertelde hoe hij tijdens de oorlog telkens voor een dilemma stond toen hij een kopje thee wou drinken:
“Welk boek zal ik deze keer opofferen, om het papier te gebruiken om water te koken”

In “bericht uit Gaza” in De Standaard van 29 juni 2024
las ik dat de dichter Muhammad al-Zaqzouq het volgende schreef :
“In al die jaren die ik had besteed aan het verzamelen van mijn
bescheiden bibliotheek, was nooit in me opgekomen dat ik
een boek zou moeten afwegen
tegen een stuk brood voor mijn kinderen”

In Sarajevo sliepen Luc en ik in de kamer van de zoons van het gezin waar we logeerden. Hun kinderen waren tijdens de Bosnische Burgeroorlog naar de Verenigde Staten gevlucht om daar te gaan studeren. Het was een religieus gemengd gezin, Joods en Islamitisch, wat in Joegoslavië voordien niet ongewoon was. Vader en moeder waren allebei lid van LA BENEVOLENCIJA en deden er vrijwilligerswerk.

Exposition photos Edward Serotta

Na onze terugkeer zouden we, samen met de Service de la Jeunesse, allerlei activiteiten organiseren rond een tentoonstelling van foto’s uit Sarajevo van de
Amerikaans-Joodse fotograaf Edward Serotta.  

We hoopten Brusselse scholen uit te nodigen om deze tentoonstelling te bezoeken en zodoende de Brusselse jeugd te doen nadenken over het samenleven van mensen met verschillende origines. Nadenken over waar racisme en discriminatie zoal kan toe leiden. Nadenken over hun toekomst in onze maatschappij …

De tentoonstelling werd geboycot door het kabinet van de Schepen voor Jeugd van de Stad Brussel,
“Parce que c’est organisé par un Flamand”.
Een beter voorbeeld van de noodzaak van een dergelijke tentoonstelling kan je moeilijk bedenken.

Een telefoontje van de UPJB aan de burgemeester François-Xavier de Donnea zorgde ervoor dat de zaak gedeblokkeerd werd en dat de tentoonstelling toch moest georganiseerd worden.
Uitnodigingen werden verstuurd naar pers en notabelen. Speeches werden geschreven.
De tentoonstelling werd ingeleid door de burgemeester en de schepen voor jeugd, Marion Lemesre. Ook de Schepen voor Vlaamse Aangelegenheden, Manu De Rons, mocht het woord voeren.
De voorzitter van LA BENEVOLENCIA, Jacob A. Finci kreeg het laatste woord.

Maar dat die tentoonstelling toch moest doorgaan, dat zinde de kabinetschef van de schepen voor jeugd niet!

Hij zorgde ervoor dat de tentoonstelling daags na de opening weer gesloten was. Ik vernam dat van een journalist van LE SOIR, die me belde omdat hij niet was kunnen komen naar de officiële opening, maar dat hij toch nieuwsgierig was naar dit project. Nadat hij voor een gesloten deur stond aan de tentoonstellingszaal van het stadhuis had hij het kabinet van de schepen gebeld, waar men hem meldde dat de tentoonstelling verder niet kon doorgaan “Parce que ce …C… de monsieur Vandenberghe n’était même pas capable de prévoir des gardiens pour l’expo” Ik stuurde de journalist een kopie van mijn weken voordien aan het kabinet overgemaakt bestelbon voor bewakers, om hem duidelijk te maken dat het niet ging om een misverstand maar gewoon om doodsimpele Vlamingen haat.

De tentoonstelling werd dan opnieuw geopend dankzij enkele animators van de jeugddienst, die als vrijwilligers de foto’s bewaakten. Ze namen hiertoe zelfs verlof om dit mogelijk te maken !!!

Terwijl deze trieste communautaire toestanden verder nog heel lang aan de gang waren, zaten Luc Van Noten, coördinator van de VZW JiB, Jakob A. Finci, voorzitter van LA BENEVOLENCIA, Lt-General Francis Briquemont, die gedurende de Bosnische Burgeroorlog aan het hoofd stond van de UNPROFOR missie in Sarajevo, Bernard Adam, generaal, militair geneesheer, dichter, schrijver, kunstenaar … en ikzelf …

met Prins Laurent in Hotel Metropole

 

Het jaar nadien

nodigde de VZW “Jeugd in Brussel”
een hele klas kinderen van een lagere school uit Sarajevo uit op Paasvakantie.
Er was ook opnieuw een tentoonstelling gepland. Dit keer waren het tekeningen die door die kinderen gemaakt waren terwijl hun school gebombardeerd werd. Samen met hun onderwijzers verscholen ze zich achter uitgebrande auto’s terwijl ze die tekeningen maakten.

Om de communautaire strubbelingen van het vorig jaar te vermijden, organiseerden we die tentoonstelling deze keer in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Ze hingen daar heel schoon, in de galerij van de KVS. Er kwam een Professor Kinderpsychologie van de VUB aan te pas, die de kunstwerkjes van de kinderen geanalyseerd had en er voor de bezoekers de nodige duiding bij gaf. Ze vertelde wat er in die tekeningen zoal van boodschappen verscholen zaten.  De tekeningen waren mooi ingekaderd.

We kregen ook een blitzbezoek van de heer Reginald Moreels, die toen minister van Ontwikkelingssamenwerking was in de regering Dehaene II. Hij gaf een korte, maar krachtige inleiding om de tentoonstelling voor open te verklaren. Hij kon niet lang blijven want werd in de senaat of in het parlement verwacht. Ik zie hem nog razend kwaad de KVS verlaten, geschandaliseerd omdat hij de enige politieker was die een zo fantastisch initiatief kwam steunen.
De Schepen voor Vlaamse Aangelegenheden had hij niet mee gerekend. Die was ook altijd zo bescheiden.

Voor de rest van de Paasvakantie logeerden de kinderen van Sarajevo in het Domaine de Combreuil in Braine-le-Comte, bij het hellend vlak van Ronquières, een vakantieoord waar de ASBL “Jeunesse à Bruxelles” in samenwerking met de Jeugddienst van de Ville de Bruxelles de Brusselse kinderen ontspanning aanbiedt in een groene omgeving.

De kinderen van Sarajevo werden ook regelmatig met de bus van de Jeugddienst van de Ville de Bruxelles afgehaald om een daguitstap te doen … naar de zoo en zo …

 

Kinderen die opgroeien in oorlogsgebied

De trauma’s van kinderen die opgroeien in oorlogsgebied zijn niet te onderschatten.
Zo’n veertien dagen Paasvakantie in België zal niet al dat leed weggeveegd hebben dat men in hun tekeningen kon ontwaren. Maar, met de VZW “Jeugd in Brussel” hebben we toch iets gedaan !

 

In 2017 werd er in Sarajevo een WAR CHILDHOOD MUSEUM geopend. De initiatiefnemers hadden inspiratie gehaald uit het boek “War Childhood” dat Jaminko Halilovic uitgebracht had in 2013.
De collectie van het museum bevat een aantal persoonlijke bezittingen, verhalen, audio- en videogetuigenissen, foto’s, brieven, tekeningen en andere documenten die een waardevol inzicht geven in de unieke ervaring van opgroeien in oorlogstijd.

In 2018 ontving het War Childhood Museum de Museumprijs van de Raad van Europa, een van de meest prestigieuze prijzen in de museumindustrie : European Museum of the Year Award.

4
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1988 10 08 = = = resultaat gekonkelfoes <= september 1988

1988 1008

Het resultaat van gekonkelfoes …

… van de heer Egide Moonens en mevrouw Anny Maervoet in een restaurant op het Bockstaelplein in Laken, tijdens mijn vakantie in september 1988 was nogal ingrijpend voor mijn toekomst aan de Ville de Bruxelles. Aan een tafel naast hen zat een collega die mij wèl zeer genegen was, met name Guy Reniers. Die bracht mij bij mijn terugkeer uit vakantie onmiddellijk op de hoogte van het feit dat ze mij daar ne pater aan’t schilderen” waren …

En toen gebeurde wat volgt …

Het College van Burgemeester en Schepenen besliste

de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten.

Zo werd ik – geheel onverwacht en onvoorbereid – voor onbepaalde duur – gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.

Het kwam als een donderslag
van een onaangekondigd onweer

Op maandag 3 oktober 1988 kwam ik, zoals elk jaar, na een prettige vakantie, terug naar kantoor, waar ik door mijn collega’s van de Jeugddienst warm werd onthaald. Leuke verhalen van wederzijdse vakanties werden uitgewisseld. Iedereen had wel een mooie vakantie achter de rug. Sommigen in juli, anderen in augustus en ik dus in september. Sommigen ook met mooie foto’s …

In de loop van de volgende dagen kreeg ik een telefoontje van mijn collega Guy Reniers, om me te melden dat hij “gesprekken” had opgevangen die niet veel goeds beloofden …

Op 7 oktober 1988 had het College van Burgemeester en Schepenen inderdaad de overdracht van BROSELLA Folk & Jazz van de Dienst Jeugd naar de Dienst Schone Kunsten goedgekeurd.
Ik werd in dezelfde beslissing “voor onbepaalde duur” gedetacheerd naar de Dienst Schone Kunsten.

Opdat niet bekend zou worden wie er achter deze transfer zat, werd mevrouw de Schepen voor Jeugd, Madame Gilberte Lambot zelf, persoonlijk, vermeld als rédacteur van dit “Verslag aan het College”.

Om mijn transfer ook in alle stilte en zonder verwikkelingen te kunnen doen verlopen, werd ik niet bij naam vermeld in het Verslag aan het College, want dan had deze beslissing ook nog door de Gemeenteraad goedgekeurd moeten worden. Het werd dus “de détacher du Service de la Jeunesse, pour une période indéterminée, le fonctionnaire chargé de l’organisation du Brosella” …
“Le Fonctionnaire”
: ik noemde mezelf zo later “de 10 gram gratis als reclame bij het kattenvoer”.

Het moest ook allemaal heel vlug gaan : op woensdag 5 oktober werd ik geconvoceerd bij de heer Egide Moonens, directeur du Service de la Jeunesse, om me te horen zeggen dat ik per direct niet meer voor de Jeugddienst werkte. Ik moest me ’s anderendaags gaan melden bij de schepen voor cultuur.
Het voorstel van “Transfert du Brosella Folk & Jazz …” was dus zelfs nog niet goedgekeurd door het College of ik “mocht al gaan”.

Ik reageerde furieus. Nam zijn glazen asbak van op zijn bureau en deed een beweging alsof ik die in zijn smoel zou gooien. Maar ik sloeg er een put mee in zijn eiken bureau. “Tu fais ça avec une poubelle ou un sac de pommes de terre, mais pas avec un être humain” schreeuwde ik. Waarop hij: “Quand les échevins ont décidé quelque chose, nous, on n’a plus rien à dire”.
(Later kreeg ik de gelegenheid om hem hetzelfde zinnetje nog eens terug naar zijn hoofd te slingeren)

Op donderdag 6 oktober ging ik mij dus melden bij de Schepen voor Cultuur, Richard Leclercq.
Maar die was er niet. Hij was ook helemaal niet meer geïnteresseerd in wat er aan de Ville de Bruxelles verder gebeurde, want hij had een “postje” aan het rekenhof bemachtigd. Ik werd dus ontvangen door zijn kabinetschef, Anny Maervoet. Die deed alsof ze uit de lucht viel. Dat ze pas op de hoogte was van “mijn transfer” door de beslissing van het College. Terwijl ze dit samen met Meneer Egide Moonens bekokstoofd had. Er was ook nog geen bureau voor mij voorzien … Maar dat kwam (haar) goed uit, want onze collega, Yvette, bijgenaamd “Madame Chapeau”, was met ziekteverlof en zo was er niemand om de tentoonstelling in het Stadhuis te bewaken. Ik moest daar dan gedurende twee weken alle dagen op een stoel gaan zitten en met een dergelijk apparaatje de mensen tellen die de tentoonstelling kwamen bezoeken.             (Dat van mij was wel mooier: knalrood, met wit drukknopje).
Ik herinner me dat de heer Vic Anciaux, op weg naar een bijeenkomst van de gemeenteraad, de tentoonstelling kwam bezoeken. Toen hij me daar zag zitten vroeg hij “Maar rieke, wat doe jij hier?” Hij (her)kende mij toch als organisator van Brosella, niet als ambtenaar van de Ville de Bruxelles. Ik reageerde met “oei, meneer Anciaux, ze hebben me niet gemeld of ik voor gemeenteraadsleden tweemaal moest klikken” … en … “mijn moeder werkte als poetsvrouw bij een dokter rechtover waar we woonden en ik ben zelf moeten gaan werken om mijn hogere studies te kunnen bekostigen … zo zie je maar wat de Stad Brussel doet met mensen met een universitair diploma”

Dit hele gebeuren, mijn onaangekondigde verdwijning uit de Jeugddienst, had nog verrassende gevolgen, zowel voor mij als voor de animators van de Service de la Jeunesse …
Mar daarover … later meer … in verhalen zoals
“De petitie om me terug naar de Jeugddienst te halen”,
“Mijn korte tijd aan het kabinet van de Schepen voor Jeugd”,
“1992, toen Mijn Burn-out Mijn Depressie werd”
… enz. …

1
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 3

Zonder Vandergoten

Samenvatting Part 1

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel
Sint-Katelijnestraat 11
Mijn eerste verhuis
naar het Administratief Centrum Anspachlaan
Mijn tweede verhuis
terug naar de Sint-Katelijnestraat
Mijn derde verhuis
naar de Keizerinnelaan
Mijn vierde verhuis
nog eens terug naar de Sint-Katelijnestraat

Samenvatting Part 2

Mijn vijfde verhuis
       naar het Vossenplein in de vroegere pompierskazerne
Mijn zesde verhuis
       naar Laken, Willemsplein 13
Mijn zevende verhuis
       naar het nummer 15 op het  Willemsplein
Mijn achtste verhuis
       twee weken dagelijks in de Militiezaal van het stadhuis
Mijn negende verhuis
       naar de vierde verdieping van het gebouw op de Keizerinnelaan 55,
Mijn tiende verhuis
      naar de Nieuwbrugstraat, boven de garage van de Groendienst.
Mijn elfde verhuis
      terug naar het Vossenplein in de gebouwen van de oude brandweerkazerne

Over naar Part 3

Mijn twaalfde verhuis

naar Sint-Katelijnestraat Dienst Cultuur
waar ze me liever zo vlug mogelijk kwijt waren
want de 3 dames die daar “de plak zwaaiden” waren bang dat ik hen zou “voorbijsteken”
door mijn anciënniteit en mijn diploma’s was ik namelijk in de positie
om de functie van diensthoofd op te eisen
al was er geen haar op mijn hoofd dat die knettergekke toestand daar had willen leiden

Mijn dertiende verhuis

dan maar opnieuw naar het Vossenplein
bij de Jeugddienst

Mijn veertiende verhuis

een “reorganisatie” binnen de administratie van het Departement Cultuur, Sport en Jeugd
maakte dat de Jeugddienst de mansardes op het vossenplein moest verlaten
die werden trouwens nadien omgebouwd tot appartementen
De Jeugddienst moest naar het Zuidpaleis, Rogier Vander Weydenstraat, verhuizen
waar ik tot mijn pensioen nog heel wat avonturen en pesterijen heb mogen meemaken

 

1
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 2

Zonder Vandergoten

Samenvatting Part 1

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel
Sint-Katelijnestraat 11
Mijn eerste verhuis
naar het Administratief Centrum Anspachlaan
Mijn tweede verhuis
terug naar de Sint-Katelijnestraat
Mijn derde verhuis
naar de Keizerinnelaan
Mijn vierde verhuis
nog eens terug naar de Sint-Katelijnestraat

Over naar Part 2

Mijn vijfde verhuis

We moesten onze metalen kasten en al onze dozen met dossiers en bureel benodigdheden zelf verhuizen met de blauwe Renault Xaviem camionette van de Service de la Jeunesse, want de Jeugddienst werd nu gevestigd in de voormalige brandweerkazerne van architect Joseph Poelaert (de Schieven Architect) op het Vossenplein, nog voor de verbouwingen … rénové en 1985-1989 par les architectes H. Gilson et E. Henry

Ik herinner mij dat er een pracht van een turnzaal was, waar de pompiers voordien dagelijks in oefenden om de muren op te klauteren. Met trapezen, vangnetten, metershoge sportramen, … en dat wij ons ook wel eens een enkele keer van de hogere verdieping langs zo’n buis naar beneden lieten schuiven, zoals je dat alleen nog in sommige films kan zien.

Ik zat toen in een bureau waar het plafond vier meter hoog was en waar de bovenste ruit uitgegooid was … daaronder stond een driefasig elektrisch verwarmingstoestel de hele dag zijn uiterste best te doen om het lokaal te verwarmen.
Toen ik onze baas erover aansprak dat het ding nogal kostelijk was aan verbruik, antwoordde hij “On va bientôt déménager” … wat pas vele maanden later gebeurde …

Mijn zesde verhuis

was naar Laken. Het was de bedoeling dat we ons in het Willemsplein 15 zouden vestigen, maar dat was op dat ogenblik niet onmiddellijk bewoonbaar … Dus werden we eerst boven het Huis voor het Kind “gehuisvest”, in het nummer 13 of zo.

La première Maison des Enfants du Service Jeunesse de la Ville de Bruxelles a été inaugurée en 1980, à la Place Willems 10.

Op het Willemsplein werden toen ook tal van activiteiten georganiseerd door het Gemeenschapscentrum Nekkersdal en door de VGC (Vlaamse Gemeenshaps-Comissie).

Zo maakte ik er kennis met Rik Fobelets, die toen, vanuit het GC Nekkersdal,  veel wijkprojecten op gang trok. Er waren onder andere woensdag- en zaterdagnamiddag activiteiten met “Bardaf”, waar later ook het Jeugdhuis “Montana” uit was ontsproten. Daar leerde ik Nic Sercu kennen, directeur van het jeugdhuis. We werkten samen heel wat activiteiten uit voor de hele wijk, samen met de jeugd uit de buurt.

Ann Stalpaert (links van mij op de foto)
was ook een van de drijvende krachten
die de jongeren in de buurt begeleidde.

Mijn zevende verhuis

Ondertussen waren we dan toch naar het nummer 15 op het  Willemsplein verhuisd.
Daar had ik mijn bureau op de tussenverdieping. Mijn deur stond altijd open. Van in de traphal kon men mij zien zitten. Boven mijn hoofd zag men dan ook enkele “boodschappen” aan de muur hangen, zoals, bij voorbeeld:

“It’s a dog’s life to be houdend every day”
en
“SEX-COLLEGA = EX-COLLEGA”.

Ik kon ook iedereen zien binnen en buiten gaan. Zoals, bij voorbeeld, toen ik die scène meemaakte van “Maint’nant que tu peux plus m’baiser, tu m’vires”, waarvan het gedetailleerd relaas elders in mijn “RIEke Blogt” te vinden is.

Het moet kort daarna zijn, dat er een voor mij (en ook voor BROSELLA) belangrijke beslissing werd genomen op het college, op 7 oktober 1988. 

Maar wat toen gebeurde tart elke verbeelding. Ik zal hier een afzonderlijke pagina aan wijden, maar ik geef het hier al in het kort even mee. Ik werd begin oktober 1988 geconvoceerd bij de baas om me daar te horen zeggen dat ik per direct niet meer voor de Jeugddienst werkte, maar dat ik mij moest gaan melden bij de schepen voor Schone Kunsten.

Dat was ook weer aanleiding tot …

Mijn achtste verhuis

Aangezien er in de dienst Schone Kunsten geen bureau voorzien was voor mij, moest ik gedurende de eerstvolgende twee weken dagelijks in de Militiezaal van het stadhuis gaan zitten met een handmatige klik teller zoals hier op de foto, om het aantal bezoekers te tellen dat de tentoonstelling kwam bekijken. Dat van mij, toen, was een rood exemplaar … en uiteraard antieker.

Kleine anekdote :
Ik herinner mij dat de heer Vic Anciaux, die toen gemeenteraadslid was en altijd de tentoonstellingen bezocht vooraleer hij naar de vergaderingen ging, nogal opkeek toen hij daar RIEke van Brosella zag zitten. Maar hierover dus elders meer in rieke.brussels …

Mijn negende verhuis

Na die twee weken “bezoekers tellen” was er dan eindelijk toch een bureau voor mij klaargemaakt bij de Dienst Schone Kunsten en Culturele Animatie, op de vierde verdieping van het gebouw op de Keizerinnelaan 55, rechtover de Sint-Michiels & Sint-Goedele Kathedraal.

Op deze negende verhuis volgde een petitie die uitging van een aantal animators van de Jeugddienst, nadat ze vernomen hadden dat ik er voor hen niet meer was …

Ook dit verhaal verdient wat meer details, die ik wel eens elders in rieke.brussels vertel, want die waren bepalend voor …

Mijn tiende verhuis

Zo verhuisde ik dus in januari 1989 naar het Cabinet de Monsieur Guy Levacq, Échevin des Espaces Verts, de la Jeunesse et de l’Économat. Het bureau was gelegen in de Nieuwbrugstraat, boven de garage van de Groendienst.

Het gevolg van mijn tijdelijke “overplaatsing” naar het kabinet van de Schepen voor Jeugd was, dat ik tegelijk kabinetsmedewerker was, maar ook animator-coördinator voor de animators van de Jeugddienst.

Bovendien werd mij ook “toegestaan” om me verder te ontfermen over het festival BROSELLA Folk & Jazz, dat ik in 1977 had gesticht. Al was er toch weer een zoveelste poging geweest om het van mij te ontfutselen … Hierover elders meer …

Maar dat alles, samen met het overlijden van mijn vader, gaf zo’n overladen takenpakket, dat ik er toen onderdoor ben gegaan. Er werd in die tijd nog niet veel gepraat over “burn-outs” of “depressies”, maar ik zat daar plotseling wel heel diep in …
zie hierover “1992: Mijn Burn-out werd Mijn Depressie”

Mijn elfde verhuis

… kwam er na een maandenlange periode van ziekteverlof en het ging gepaard met “heel hard aan mezelf werken” om verder uit die depressie te geraken. Er werd niet veel gedaan om het mij gemakkelijk te maken. Wel in tegendeel. Na redelijk gespannen gesprekken bij de schepen mocht/moest ik terug naar de Jeugddienst, die ondertussen opnieuw op het Vossenplein in de gebouwen van de oude brandweerkazerne gevestigd was, in de totaal gerestaureerde zolderverdieping. Daar moest ik dan de directeur vervangen die in ziekteverlof was om niet meer terug te komen. “Zijn” secretaresse was ook ziek om niet meer terug te komen. Bovendien hadden sommige “collega’s” mij ook liever niet zien terugkomen …

Ook hierover kan je elders in rieke.brussels meer terugvinden in de stukjes over
“De VILLE de BRUXELLES”

 

0
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser, tu m’vires”

Les Tribulations de Monsieur Albert de la Montagne

“Maint’nant que tu peux plus m’baiser,
tu m’vires”

Op een dag, ik zat in mijn bureau op het Willemsplein te Laken, op het tussenverdiep en ik was in gesprek met iemand aan de telefoon, toen ik plots opgeschrikt werd door gebulder en getier in de traphal.  Onze collega, Lucette, schreeuwde uit volle borst, zodat iedereen het goed kon horen: “Maint’nant qu’tu peux plus m’baiser, tu m’vires”.  Ik verontschuldigde mij vlug bij de persoon aan de andere kant van de lijn met een smoesje “dat er een ongeluk gebeurd was in de gang en dat de persoon die van de trappen gedonderd was beneden lag te gillen en dat ik wel zou terugbellen, maar dat ik eerst ging zien of ik niet kon helpen”.

Ik heb altijd met mijn deuren open gewerkt en in dit geval was dat even schrikken.  Ik zag de van razernij brullende Lucette de trap af strompelen met een kruk – ze was wel degelijk van de trap gevallen (of gegooid ?), maar niet vandaag – en tieren en roepen als een viswijf.  Achter haar slofte onze beduusde baas met haar mee tot ze de deur uit was en hij even op adem kon komen.  Hij kwam met het gezicht van een pas gestraft klein kind terug naar boven en keek even mijn richting uit met de blik van een geslagen hond.  Ik vertelde hem dat ik iemand aan de telefoon had, maar dat ik het gesprek vlug had afgerond en de telefoon neergelegd.  Daarna vroeg ik hem: “Est-ce qu’on pourrait une fois se parler ‘entre hommes’, pas comme patron et sousfiffre ?”  “Demain matin, je viens dans ton bureau”, klonk het verveeld.  Weg was hij, bijna letterlijk met zijn staart tussen zijn benen.

’s Anderendaags kwam hij nogal vroeg in de morgen mijn bureau binnen gestapt.  Hij leek iets minder beduusd, maar toch nogal onzeker.  Achteraf bekeken geloof ik dat hij een beetje ongerust was over het verloop van ons gesprek.  Misschien terecht, want ik was wel goed voorbereid.  Dit kon ik niet laten voorbijgaan.
Ik ging van wal: “Je sais que tu vas toujours te plaindre à mon sujet chez le directeur du Service du Personnel et que tu lui dis que je me mêle de ta vie privée, mais si tu venais un peu moins la foutre sous mon nez constamment … ”
“Comment ?”, was het enige wat hij kon uitbrengen.
“Quand je commençais à la Ville, je ne m’imaginais pas que j’allais devoir remonter le moral de ‘Mieke Pistolei’ qui venait pleurer dans mon bureau parce que tu l’avais insultée devant tout le monde”. “C’est qui ça, ‘Mieke Pistolei’ ?”  “C’est comme ça qu’Annie et moi on appelait Madame Beulens, van ‘De Bekkeraa van Stroembeik’, ça te dis rien ?”  “Elle s’est occupée de l‘éducation de tes fils pendant que toi tu passais ton temps dans les bistrots où je devais venir te chercher lorsque quelqu’un te demandait pour le travail et puis tu l’engueules comme du pus devant tout le monde et alors elle venait pleurer chez nous, dans notre bureau.  Moi je n’avais pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée …  J’étais à peine une semaine ou deux à la Ville.”
“Et puis, quelques années plus tard on embauche une dactylo au Service de la Jeunesse … et voilà qu’elle devient ta copine … d’accord, vous étiez tous les deux libres et je ne dois pas me mêler de ça … mais quand tout à coup elle prend des allures de ‘Directrice’, là, c’est pas moi qui m’occupes de ta vie privée, c’est elle qui s’occupe de moi”.
Er kwam geen gebenedijd woord meer uit.  En dan kwam ik met de genadeslag:
“Entre temps tu vas chercher une pute dans un bordel, tu en fais une animatrice et tu la baises quand tu veux … et puis elle vient nous raconter les saloperies que tu fais avec elle … encore une fois, je n’ai pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée … tu sais pas aller jouer ailleurs avec ta queue ?”
Ik dacht dat hij ging opstaan en weglopen met slaande deuren, maar in de plaats daarvan trachtte hij dit laatste nog goed te praten : “J’ai fais ça pour la sauver”.
Ik moest me inhouden van lachen en zei “à mon avis, ça c’est une faute de frappe …
pour la sauter tu veux dire ?”

2
De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 1

Zonder Vandergoten

Je houdt het niet voor mogelijk …
maar het aantal keer dat ik van bureau ben verhuisd toen ik aan de Stad Brussel werkte overtreft de meest wilde schattingen. Dat was alleszins ook niet bevorderlijk om een efficiënte dienst aan de bevolking te bieden. Maar ja, je moet je dan ook afvragen: “Is dat ooit een bezorgdheid geweest van het Brussels bestuur in het bijzonder en van onze Belgische en Vlaamse overheden in het algemeen ?”

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel

Mijn eerste stappen aan de Ville de Bruxelles zette ik in een klein maar fijn lokaaltje op het nummer 11 van de St.-Katelijnestraat, la Rue Sainte-Catherine. Ik deelde daar toen een sfeervol bureautje, met houten lambrisering, en visgraten parket, met één vrouwelijke collega.

Ons bureau bevond zich op de eerste verdieping, rechtover de plaatselijke afdeling van de arbeidsbemiddeling. Dagelijks stonden honderden mannen en tientallen vrouwen daar file te doen om hun “dopperskaart” te laten afstempelen: dat was toen nog verplicht voor werkzoekers. Ze werden er in de gaten gehouden door een politieman in uniform en soms stond er ook een agent in burger, met stempelkaart en al, gewoon mee in de rij, omdat die daar “iets” op het spoor was. Ik herinner me dat er eens een undercoveragent in de file stond, die ik kende van op BROSELLA. Toen waren er nog jaarlijks twee agenten in burger van dienst op het festival: één van “la brigade anti-stup” en één van “la brigade anti- pickpocket”. Dat heeft wel af en toe positieve resultaten gegeven, maar daarover zal ik het later misschien nog wel eens hebben. Na het fameuze Octopusakkoord (7 december 1998) was die samenwerking afgelopen. Met de “gefusioneerde” politie was er geen contact meer, niet met de jeugddienst en niet met de dienst cultuur. De agent in burger in de doppers file maakte me in niet mis te verstane lichaamstaal duidelijk dat ik “hem niet kende”. Ik begroette hem dus niet, die dag …
Later vertelde hij me dat hij in die file een bende autodieven had kunnen klissen.

Er waren ook wel eens van die luidruchtige ambetante kadeekes die aan hun nieuwsgierigheid niet konden weerstaan en onze deur openduwden om eens te kijken of er daar niet iets interessanters te beleven viel dan in die rij aan te schuiven. Geen moeder die eraan dacht om hen te berispen. Nu ja, op ontdekking gaan in de grote wereld, we hebben het allemaal wel gedaan, veronderstel ik. Over het algemeen was het niet eens echt storend: als het kind zag dat er daar iemand zat, ging het vlug lopen.

De Jeugddienst van de Stad Brussel bestond toen uit drie ambtenaren: 3 !!!.
Onze “baas”, de Conseiller à la Jeunesse, had zijn bureau een verdieping hoger, net boven ons: iets groter dan het onze, met mooie eiken meubels, een glazen asbak met bijhorend sigarenkistje en … een ijskast.
Hij was er omzeggens alleen ’s morgens, maar ook dat was geen zekerheid. In de namiddag was er veel kans dat je hem kon vinden in een van de herbergen in de buurt, waar hij samen met een paar collega’s van andere diensten van de Ville de Bruxelles “in vergadering” was. Ik ben hem dikwijls genoeg moeten gaan zoeken, wat niet altijd eenvoudig was, want ze veranderden regelmatig eens van tent, na de een of andere ruzie met de herbergier omwille van onbetaalde “poef”.

Helemaal aan de andere kant van het gebouw was er ook nog een magazijn waar de Jeugddienst “pedagogisch materiaal” stockeerde voor de speelpleinwerking. Het bevond zich naast een in onbruik geraakte, prachtige zaal, vlak achter de oude Sint-Katelijne kerktoren.
Die zaal had nog gediend als refter voor het personeel van de vroegere stedelijke waterdienst. Na de speelpleinen was het er een rommel van jewelste, want de hoofdmonitoren waren allemaal zo bekaf aan het eind van een hele maand met kinderen spelen, dat het er niet meer bij kon om het materiaal in goede orde terug op zijn plaats leggen.

Mijn eerste verhuis

Mijn eerste verhuis was van zeer korte duur. We kregen een bureautje op de achtste verdieping in het onlangs verlaten Administratief Centrum aan de Anspachlaan. Daar zaten alle collega’s van de toen pas opgerichte Dienst Openbaar Onderwijs, Schone Kunsten èn Jeugd. De Adviseur voor de Jeugd bleef in zijn vertrouwde biotoop: de buurt van de Vismarkt, de Oude Graanmarkt en de Vlaamse Steenweg. Daar waren de cafeetjes waar hij graag vertoefde.

Al het personeel van de Stad Brussel werkt nu in het nieuwe “Brucity” gebouw : het nieuwe Administratief Centrum  opende zijn deuren op maandag 12 december 2022. Zelfs de kabinetten van de schepenen verhuisden naar daar en verlieten het stadhuis op de schoonste Grote Markt van België.
Inwoners van Brussel kunnen nu voor administratieve zaken terecht in de Hallenstraat 4 – 1000 Brussel.

Mijn tweede verhuis

Er was toen een strijd “om leven en dood” aan de gang tussen de Directeur van de sectie Schone Kunsten en Jeugd en de Adviseur voor de Jeugd, die hoopte dat zijn “deel van de sectie” een afzonderlijke dienst zou worden, zodat hij er de functie van directeur kon krijgen. De Adviseur was blijkbaar weer aan de winnende hand. Daarom moest ik terug naar de Sint-Katelijnestraat 11.

Ik werd in dat “spelletje” heen en weer geslingerd tussen de “Administratie” en de “Animatie”.
Mijn toen nog enige collega was van de dienst Sociale Zaken en Sport overgeheveld naar Schone Kunsten en Jeugd: zij kreeg een vaste stek – voorlopig toch – in de Anspachlaan.
Van mij werd verwacht dat ik zou meewerken aan het ontstaan van die afzonderlijke Jeugddienst. Alleen werd mij daar niets van verteld, want mijnheer de Adviseur voor de Jeugd was bang dat ik bij de eerste de beste gelegenheid “zijn plaats” zou willen innemen. Wist ik veel. Ik stond daar niet bij stil, was te naïef om daar allemaal aan te denken, was vooral bezig met wat ik zoal allemaal kon doen om de jongeren een interessante vrijetijdsbesteding aan te bieden. Ik had tenslotte voor deze job gekozen omdat ik dacht dat ik daar iets kon doen om de jeugd te helpen in deze steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Terwijl hij er zich blijkbaar ongerust over maakte dat ik feitelijk over heel wat meer troeven beschikte om zijn plaats in de hiërarchie van een eventuele autonome Jeugddienst op te eisen. Hij had een diploma van onderwijzer, specialisatie lichamelijke oefening. Hij was eigenlijk aangesteld in een school, maar werd daar weggehaald omwille van “grensoverschrijdend gedrag”, zoals men dat nu zou noemen. Er waren namelijk klachten van ouders over handtastelijkheden in de kleedkamers van de turnzaal. Als “beloning” gaf men hem de opdracht om die Jeugddienst op te richten waar men van in 1965 op Europees niveau al over sprak, maar waar in 1975 nog steeds niets van gekomen was.

Mijn derde verhuis

De volgende verhuis ging richting Keizerinnelaan: op de vierde verdieping van het gebouw van de Bank van Breda, schuin tegenover de kathedraal van Sint Michiels en Sint Goedele, werd de afdeling Inspectie van de Service de l’Enseignement, samen met Schone Kunsten en Jeugd samengebracht.
De inspecteurs van het lager onderwijs van de Stad Brussel hadden hun bureaus links als je uit de lift stapte. Het administratief personeel van de Service des Beaux Arts et de la Jeunesse hadden hun bureaus aan de kant van de gang.
Blijkbaar had de Directeur van die administratie het pleit weer gewonnen bij de Directeur-Generaal en kon de Adviseur het niet Verhelpen (opgepast voor de woord-speling) dat ik, toen nog de enige animator van de Jeugddienst, een bureau moest krijgen bij de administratie. Door die interne strijd tussen Administratie en Animatie van de Jeugddienst moest ik echter al spoedig weer naar de St.-Katelijnestraat 11, want de ‘Jeugdanimatie’ moest zogezegd gescheiden worden van de Administratie van de Dienst. Dat was toch het argument dat werd gebruikt om dit te bewerkstelligen. Ondertussen weten we wel beter.

Mijn vierde verhuis

Terug naar de Sint-Katelijnestraat …

Ik weet nog dat ik een tekst op mijn deur had geplakt:
“Retour rue Ste. Catherine. Si ton chemin passe par le ‘start’, tu touches 4.000 francs”.
“T’as un humour qui plaît pas à tout le monde” was de reactie van mijn baas van de Jeugdanimatie. Hij had blijkbaar nog niet door dat ik hun “spelletje” wel door had.

Daarna bleef het een tijdje rustig op verhuisgebied …

Ik zat daar maanden helemaal alleen in mijn bureautje in de Sint-Katelijnestraat … als ik niet in buitendienst was, “service extérieur”. De conciërge kwam heel af en toe eens met een stofvod langs en met een dweil rond mijn bureau laveerde ze ook tussendoor wel eens: “een natte vod is niet gezond voor parket” zei ze, als ik haar daarover aansprak …

Op een dag kwam de Adviseur in spe me iemand voorstellen die blijkbaar mijn nieuwe en voorlopig enige collega van de Jeugdanimatie zou worden. “Voici ton nouveau collègue, Alain Bruelemans, Animateur Audio-Visuel”. Dat was dus de functie van mijn nieuwe collega, want al had hij een diploma van onderwijzer, hij had voordien vooral in de privé voor de chansonnier Philippe Lafontaine gewerkt en ook voor Lou Deprijck (van de Hollywood Bananas). We schoten onmiddellijk zeer goed met elkaar op. Hij had blijkbaar ook “un humour qui ne plait pas à tout le monde”, zoals mijn baas al eens tegen me zei.

We kregen een automatisch antwoordapparaat ter beschikking, waar we een boodschap op ingesproken hadden voor als we “op buitendienst” gingen :
“Nous ne sommes pas absents … nous sommes présents ailleurs”

Alain Bruelemans et moi
sont devenu deZamis pour toujours … Vrienden Voor Het Leven.

vijfde verhuis … zesde verhuis … zevende verhuis …

wordt vervolgd

4