De VILLE de BRUXELLES
0 Comments

1976-2007 … Verhuizen Zonder Vandergoten … Part 1

Zonder Vandergoten

Je houdt het niet voor mogelijk …
maar het aantal keer dat ik van bureau ben verhuisd toen ik aan de Stad Brussel werkte overtreft de meest wilde schattingen. Dat was alleszins ook niet bevorderlijk om een efficiënte dienst aan de bevolking te bieden. Maar ja, je moet je dan ook afvragen: “Is dat ooit een bezorgdheid geweest van het Brussels bestuur in het bijzonder en van onze Belgische en Vlaamse overheden in het algemeen ?”

Mijn eerste bureautje aan de Stad Brussel

Mijn eerste stappen aan de Ville de Bruxelles zette ik in een klein maar fijn lokaaltje op het nummer 11 van de St.-Katelijnestraat, la Rue Sainte-Catherine. Ik deelde daar toen een sfeervol bureautje, met houten lambrisering, en visgraten parket, met één vrouwelijke collega.

Ons bureau bevond zich op de eerste verdieping, rechtover de plaatselijke afdeling van de arbeidsbemiddeling. Dagelijks stonden honderden mannen en tientallen vrouwen daar file te doen om hun “dopperskaart” te laten afstempelen: dat was toen nog verplicht voor werkzoekers. Ze werden er in de gaten gehouden door een politieman in uniform en soms stond er ook een agent in burger, met stempelkaart en al, gewoon mee in de rij, omdat die daar “iets” op het spoor was. Ik herinner me dat er eens een undercoveragent in de file stond, die ik kende van op BROSELLA. Toen waren er nog jaarlijks twee agenten in burger van dienst op het festival: één van “la brigade anti-stup” en één van “la brigade anti- pickpocket”. Dat heeft wel af en toe positieve resultaten gegeven, maar daarover zal ik het later misschien nog wel eens hebben. Na het fameuze Octopusakkoord (7 december 1998) was die samenwerking afgelopen. Met de “gefusioneerde” politie was er geen contact meer, niet met de jeugddienst en niet met de dienst cultuur. De agent in burger in de doppers file maakte me in niet mis te verstane lichaamstaal duidelijk dat ik “hem niet kende”. Ik begroette hem dus niet, die dag …
Later vertelde hij me dat hij in die file een bende autodieven had kunnen klissen.

Er waren ook wel eens van die luidruchtige ambetante kadeekes die aan hun nieuwsgierigheid niet konden weerstaan en onze deur openduwden om eens te kijken of er daar niet iets interessanters te beleven viel dan in die rij aan te schuiven. Geen moeder die eraan dacht om hen te berispen. Nu ja, op ontdekking gaan in de grote wereld, we hebben het allemaal wel gedaan, veronderstel ik. Over het algemeen was het niet eens echt storend: als het kind zag dat er daar iemand zat, ging het vlug lopen.

De Jeugddienst van de Stad Brussel bestond toen uit drie ambtenaren: 3 !!!.
Onze “baas”, de Conseiller à la Jeunesse, had zijn bureau een verdieping hoger, net boven ons: iets groter dan het onze, met mooie eiken meubels, een glazen asbak met bijhorend sigarenkistje en … een ijskast.
Hij was er omzeggens alleen ’s morgens, maar ook dat was geen zekerheid. In de namiddag was er veel kans dat je hem kon vinden in een van de herbergen in de buurt, waar hij samen met een paar collega’s van andere diensten van de Ville de Bruxelles “in vergadering” was. Ik ben hem dikwijls genoeg moeten gaan zoeken, wat niet altijd eenvoudig was, want ze veranderden regelmatig eens van tent, na de een of andere ruzie met de herbergier omwille van onbetaalde “poef”.

Helemaal aan de andere kant van het gebouw was er ook nog een magazijn waar de Jeugddienst “pedagogisch materiaal” stockeerde voor de speelpleinwerking. Het bevond zich naast een in onbruik geraakte, prachtige zaal, vlak achter de oude Sint-Katelijne kerktoren.
Die zaal had nog gediend als refter voor het personeel van de vroegere stedelijke waterdienst. Na de speelpleinen was het er een rommel van jewelste, want de hoofdmonitoren waren allemaal zo bekaf aan het eind van een hele maand met kinderen spelen, dat het er niet meer bij kon om het materiaal in goede orde terug op zijn plaats leggen.

Mijn eerste verhuis

Mijn eerste verhuis was van zeer korte duur. We kregen een bureautje op de achtste verdieping in het onlangs verlaten Administratief Centrum aan de Anspachlaan. Daar zaten alle collega’s van de toen pas opgerichte Dienst Openbaar Onderwijs, Schone Kunsten èn Jeugd. De Adviseur voor de Jeugd bleef in zijn vertrouwde biotoop: de buurt van de Vismarkt, de Oude Graanmarkt en de Vlaamse Steenweg. Daar waren de cafeetjes waar hij graag vertoefde.

Al het personeel van de Stad Brussel werkt nu in het nieuwe “Brucity” gebouw : het nieuwe Administratief Centrum  opende zijn deuren op maandag 12 december 2022. Zelfs de kabinetten van de schepenen verhuisden naar daar en verlieten het stadhuis op de schoonste Grote Markt van België.
Inwoners van Brussel kunnen nu voor administratieve zaken terecht in de Hallenstraat 4 – 1000 Brussel.

Mijn tweede verhuis

Er was toen een strijd “om leven en dood” aan de gang tussen de Directeur van de sectie Schone Kunsten en Jeugd en de Adviseur voor de Jeugd, die hoopte dat zijn “deel van de sectie” een afzonderlijke dienst zou worden, zodat hij er de functie van directeur kon krijgen. De Adviseur was blijkbaar weer aan de winnende hand. Daarom moest ik terug naar de Sint-Katelijnestraat 11.

Ik werd in dat “spelletje” heen en weer geslingerd tussen de “Administratie” en de “Animatie”.
Mijn toen nog enige collega was van de dienst Sociale Zaken en Sport overgeheveld naar Schone Kunsten en Jeugd: zij kreeg een vaste stek – voorlopig toch – in de Anspachlaan.
Van mij werd verwacht dat ik zou meewerken aan het ontstaan van die afzonderlijke Jeugddienst. Alleen werd mij daar niets van verteld, want mijnheer de Adviseur voor de Jeugd was bang dat ik bij de eerste de beste gelegenheid “zijn plaats” zou willen innemen. Wist ik veel. Ik stond daar niet bij stil, was te naïef om daar allemaal aan te denken, was vooral bezig met wat ik zoal allemaal kon doen om de jongeren een interessante vrijetijdsbesteding aan te bieden. Ik had tenslotte voor deze job gekozen omdat ik dacht dat ik daar iets kon doen om de jeugd te helpen in deze steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Terwijl hij er zich blijkbaar ongerust over maakte dat ik feitelijk over heel wat meer troeven beschikte om zijn plaats in de hiërarchie van een eventuele autonome Jeugddienst op te eisen. Hij had een diploma van onderwijzer, specialisatie lichamelijke oefening. Hij was eigenlijk aangesteld in een school, maar werd daar weggehaald omwille van “grensoverschrijdend gedrag”, zoals men dat nu zou noemen. Er waren namelijk klachten van ouders over handtastelijkheden in de kleedkamers van de turnzaal. Als “beloning” gaf men hem de opdracht om die Jeugddienst op te richten waar men van in 1965 op Europees niveau al over sprak, maar waar in 1975 nog steeds niets van gekomen was.

Mijn derde verhuis

De volgende verhuis ging richting Keizerinnelaan: op de vierde verdieping van het gebouw van de Bank van Breda, schuin tegenover de kathedraal van Sint Michiels en Sint Goedele, werd de afdeling Inspectie van de Service de l’Enseignement, samen met Schone Kunsten en Jeugd samengebracht.
De inspecteurs van het lager onderwijs van de Stad Brussel hadden hun bureaus links als je uit de lift stapte. Het administratief personeel van de Service des Beaux Arts et de la Jeunesse hadden hun bureaus aan de kant van de gang.
Blijkbaar had de Directeur van die administratie het pleit weer gewonnen bij de Directeur-Generaal en kon de Adviseur het niet Verhelpen (opgepast voor de woord-speling) dat ik, toen nog de enige animator van de Jeugddienst, een bureau moest krijgen bij de administratie. Door die interne strijd tussen Administratie en Animatie van de Jeugddienst moest ik echter al spoedig weer naar de St.-Katelijnestraat 11, want de ‘Jeugdanimatie’ moest zogezegd gescheiden worden van de Administratie van de Dienst. Dat was toch het argument dat werd gebruikt om dit te bewerkstelligen. Ondertussen weten we wel beter.

Mijn vierde verhuis

Terug naar de Sint-Katelijnestraat …

Ik weet nog dat ik een tekst op mijn deur had geplakt:
“Retour rue Ste. Catherine. Si ton chemin passe par le ‘start’, tu touches 4.000 francs”.
“T’as un humour qui plaît pas à tout le monde” was de reactie van mijn baas van de Jeugdanimatie. Hij had blijkbaar nog niet door dat ik hun “spelletje” wel door had.

Daarna bleef het een tijdje rustig op verhuisgebied …

Ik zat daar maanden helemaal alleen in mijn bureautje in de Sint-Katelijnestraat … als ik niet in buitendienst was, “service extérieur”. De conciërge kwam heel af en toe eens met een stofvod langs en met een dweil rond mijn bureau laveerde ze ook tussendoor wel eens: “een natte vod is niet gezond voor parket” zei ze, als ik haar daarover aansprak …

Op een dag kwam de Adviseur in spe me iemand voorstellen die blijkbaar mijn nieuwe en voorlopig enige collega van de Jeugdanimatie zou worden. “Voici ton nouveau collègue, Alain Bruelemans, Animateur Audio-Visuel”. Dat was dus de functie van mijn nieuwe collega, want al had hij een diploma van onderwijzer, hij had voordien vooral in de privé voor de chansonnier Philippe Lafontaine gewerkt en ook voor Lou Deprijck (van de Hollywood Bananas). We schoten onmiddellijk zeer goed met elkaar op. Hij had blijkbaar ook “un humour qui ne plait pas à tout le monde”, zoals mijn baas al eens tegen me zei.

We kregen een automatisch antwoordapparaat ter beschikking, waar we een boodschap op ingesproken hadden voor als we “op buitendienst” gingen :
“Nous ne sommes pas absents … nous sommes présents ailleurs”

Alain Bruelemans et moi
sont devenu deZamis pour toujours … Vrienden Voor Het Leven.

vijfde verhuis … zesde verhuis … zevende verhuis …

wordt vervolgd

4