Les Tribulations de Monsieur Albert de la Montagne
“Maint’nant que tu peux plus m’baiser,
tu m’vires”
Op een dag, ik zat in mijn bureau op het Willemsplein te Laken, op het tussenverdiep en ik was in gesprek met iemand aan de telefoon, toen ik plots opgeschrikt werd door gebulder en getier in de traphal. Onze collega, Lucette, schreeuwde uit volle borst, zodat iedereen het goed kon horen: “Maint’nant qu’tu peux plus m’baiser, tu m’vires”. Ik verontschuldigde mij vlug bij de persoon aan de andere kant van de lijn met een smoesje “dat er een ongeluk gebeurd was in de gang en dat de persoon die van de trappen gedonderd was beneden lag te gillen en dat ik wel zou terugbellen, maar dat ik eerst ging zien of ik niet kon helpen”.
Ik heb altijd met mijn deuren open gewerkt en in dit geval was dat even schrikken. Ik zag de van razernij brullende Lucette de trap af strompelen met een kruk – ze was wel degelijk van de trap gevallen (of gegooid ?), maar niet vandaag – en tieren en roepen als een viswijf. Achter haar slofte onze beduusde baas met haar mee tot ze de deur uit was en hij even op adem kon komen. Hij kwam met het gezicht van een pas gestraft klein kind terug naar boven en keek even mijn richting uit met de blik van een geslagen hond. Ik vertelde hem dat ik iemand aan de telefoon had, maar dat ik het gesprek vlug had afgerond en de telefoon neergelegd. Daarna vroeg ik hem: “Est-ce qu’on pourrait une fois se parler ‘entre hommes’, pas comme patron et sousfiffre ?” “Demain matin, je viens dans ton bureau”, klonk het verveeld. Weg was hij, bijna letterlijk met zijn staart tussen zijn benen.
’s Anderendaags kwam hij nogal vroeg in de morgen mijn bureau binnen gestapt. Hij leek iets minder beduusd, maar toch nogal onzeker. Achteraf bekeken geloof ik dat hij een beetje ongerust was over het verloop van ons gesprek. Misschien terecht, want ik was wel goed voorbereid. Dit kon ik niet laten voorbijgaan.
Ik ging van wal: “Je sais que tu vas toujours te plaindre à mon sujet chez le directeur du Service du Personnel et que tu lui dis que je me mêle de ta vie privée, mais si tu venais un peu moins la foutre sous mon nez constamment … ”
“Comment ?”, was het enige wat hij kon uitbrengen.
“Quand je commençais à la Ville, je ne m’imaginais pas que j’allais devoir remonter le moral de ‘Mieke Pistolei’ qui venait pleurer dans mon bureau parce que tu l’avais insultée devant tout le monde”. “C’est qui ça, ‘Mieke Pistolei’ ?” “C’est comme ça qu’Annie et moi on appelait Madame Beulens, van ‘De Bekkeraa van Stroembeik’, ça te dis rien ?” “Elle s’est occupée de l‘éducation de tes fils pendant que toi tu passais ton temps dans les bistrots où je devais venir te chercher lorsque quelqu’un te demandait pour le travail et puis tu l’engueules comme du pus devant tout le monde et alors elle venait pleurer chez nous, dans notre bureau. Moi je n’avais pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée … J’étais à peine une semaine ou deux à la Ville.”
“Et puis, quelques années plus tard on embauche une dactylo au Service de la Jeunesse … et voilà qu’elle devient ta copine … d’accord, vous étiez tous les deux libres et je ne dois pas me mêler de ça … mais quand tout à coup elle prend des allures de ‘Directrice’, là, c’est pas moi qui m’occupes de ta vie privée, c’est elle qui s’occupe de moi”.
Er kwam geen gebenedijd woord meer uit. En dan kwam ik met de genadeslag:
“Entre temps tu vas chercher une pute dans un bordel, tu en fais une animatrice et tu la baises quand tu veux … et puis elle vient nous raconter les saloperies que tu fais avec elle … encore une fois, je n’ai pas demandé moi, de m’occuper de ta vie privée … tu sais pas aller jouer ailleurs avec ta queue ?”
Ik dacht dat hij ging opstaan en weglopen met slaande deuren, maar in de plaats daarvan trachtte hij dit laatste nog goed te praten : “J’ai fais ça pour la sauver”.
Ik moest me inhouden van lachen en zei “à mon avis, ça c’est une faute de frappe …
pour la sauter tu veux dire ?”